H1: armoede en ongelijkheid Flashcards

(26 cards)

1
Q

Personele inkomensverdeling (familiale inkomensverdeling)

A

de verdeling van het totale inkomen van een land over de inwoners/ de gezinnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Primaire inkomensverdeling

A

Verdeling van de inkomens over de gezinnen zoals die voortvloeit uit de vergoeding van productiefactoren, zonder rekening te houden met herverdelende effecten van de overheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Secundaire inkomensverdeling

A

Verdeling van de inkomens over de gezinnen na ingrijpen van de overheid in de primaire inkomensverdeling (d.m.v. progressieve belastingen en sociale zekerheid).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

AROP

A

At Risk Of Poverty. Percentage van de bevolking met een inkomen lager dan de armoededrempel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Gini-coëfficiënt

A

Statistisch getal dat de mate van ongelijkheid (van inkomensverdeling) weergeeft. De waarde ervan ligt tussen 0 en 1 voor resp. volledig gelijke en volledig ongelijke inkomensverdeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Inkomenskwintielverhouding S80/S20

A

De verhouding van het equivalente beschikbaar inkomen van de 20% hoogverdieners tegenover het equivalent beschikbaar inkomen van de 20% laagverdieners

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Relatieve armoedenorm

A

Armoedegrens bepaald als 60% van het mediaan equivalent gezinsinkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Armoederisicopercentage

A

Het percentage van de bevolking dat leeft onder de relatieve armoedenorm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Materiële deprivatie

A

Situatie die het onvermogen uitdrukt om zich sommige items te veroorloven die door de meeste mensen worden beschouwd als wenselijk of zelfs noodzakelijk om adequaat te leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Zeer lage werkintensiteit

A

Situatie waarbij de gezinsleden op beroepsactieve leeftijd minder dan 20% van hun totale potentieel werkten gedurende de voorgaande twaalf maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

AROPE
De mensen die zich in minstens één van de volgende drie situaties bevinden:

A

a) monetaire armoede; b) lage werkintensiteit en/of c) ernstige materiële en sociale deprivatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

SILC

A

Statistics on Income and Living Conditions

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Armoedekloof

A

het verschil tussen de armoededrempel en het mediaan beschikbaar huishoudinkomen van de personen levend in armoede, uitgedrukt als een percentage van de armoededrempel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Transferinkomens

A

inkomens betaald door de overheid aan gezinnen, zonder dat daar een productiefactor tegenover staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Pen-stoet

A

Deze stoet of parade stelt de bevolking voor als een optocht van een uur waarin elk gezin door 1 persoon wordt voorgesteld. De lengte van die persoon is evenredig met het beschikbaar inkomen. Zo krijgt men een beeld van de inkomens- of vermogensverdeling in een maatschappij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Palma ratio

A

Deze ratio geeft een beeld van de ongelijkheid in de inkomensverdeling tussen de uitersten van de inkomensverdeling. De palma ratio geeft de verhouding van het inkomen van de 10% hoogverdieners in de maatschappij tot het inkomen van de 40% laagste verdieners in die maatschappij

17
Q

Armoedegraad

A

drukt uit hoeveel % van de bevolking in armoede leeft

18
Q

Factorinkomens

A

inkomens verdiend door het ter beschikking stellen van de productiefactoren arbeid en kapitaal. Het zijn met andere woorden de inkomens verworven uit arbeid, uit onroerende of uit roerende goederen, zonder rekening te houden met vervangingsinkomens

19
Q

Roerende inkomens

A

inkomens uit roerende goederen, uit financiële activa (zoals spaarrekeningen, aandelen, obligaties, beleggingen, …)

20
Q

Onroerende inkomens

A

inkomens uit het bezit van onroerende goederen (vastgoed). Onroerend inkomen bestaat uit verworven huurgelden en uit toegerekende huurgelden (= fictief inkomen uit het bezit van een eigen woning)

21
Q

Gemengde inkomens

A

Inkomens van zelfstandigen uit het kapitaal en de arbeid die ze in hun eigen zaak stoppen

22
Q

Equivalent gezinsinkomen

A

Maatstaf voor het inkomen van een gezin, die rekening houdt met de gezinsgrootte en -samenstelling en wordt geëquivaleerd over alle huishoudens heen

23
Q

Belastingsdruk

A

Percentage van het inkomen en de ontvangen uitkeringen, dat wordt uitgegeven aan bijdragen en belastingen

24
Q

Meerwaardebelasting

A

Belasting geheven op gerealiseerde winsten uit verkopen van financiële activa

25
SMSD
Severe Material and Social Deprivation = ernstige materiële en sociale deprivatie. Het zich niet kunnen veroorloven van 7 van de 13 elementen van een gewoon dagdagelijks leven
26
Armoedediepte
= armoedekloof = RMG-index. Geeft procentueel weer hoeveel het mediaan inkomen van de mensen in armoede onder de armoededrempel ligt.