H3: arbeidsmarktwerking Flashcards

(20 cards)

1
Q

arbeidsmarkt

A

Het geheel van vraag naar en aanbod van de productiefactor arbeid. De vraag naar arbeid komt van bedrijven en overheid, het aanbod van arbeid komt van de gezinnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Arbeidsmarktkrapte

A

Situatie op de arbeidsmarkt waarbij de vraag naar arbeid groter is dan het aanbod van arbeid. Vacatures raken hierdoor moeilijker ingevuld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Open werkloosheid

A

Administratief geregistreerde werklozen die voorkomen in statistieken over werkloosheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Verdoken werkloosheid (verborgen werkloosheid)

A

Werkloosheid die niet uit statistieken blijkt. Het gaat om personen die wel willen werken, maar niet als werkzoekende ingeschreven zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Technische werkloosheid

A

Werkloosheid die het gevolg is van een uitzonderlijke gebeurtenis (brand, machinebreuk, corona, …). Eens de gebeurtenis over nemen medewerkers hun voormalige functie terug op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Conjuncturele werkloosheid

A

Werkloosheid die het gevolg is van een laagconjunctuur (lage bestedingen, lage productie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Structurele werkloosheid

A

Werkloosheid die niet het gevolg is van schommelingen in de economie. De oorzaken van deze werkloosheid liggen vooral aan de wijze en plaats van de productie van goederen en diensten en aan culturele of demografische wijzigingen die het aanbod op de arbeidsmarkt beïnvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Frictiewerkloosheid (frictionele werkloosheid)

A

Tijdelijke werkloosheid die het gevolg is van het niet direct vinden van een job nadat men zich op de markt aanbiedt (na het behalen van een diploma of bij het veranderen van werk). Het afstemmen van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt heeft wat tijd nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Seizoenswerkloosheid

A

Tijdelijke werkloosheid die zich voordoet in sectoren waar de productieomvang seizoensgevoelig is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Laagconjunctuur

A

Periode waarin de bestedingen en productie relatief langzaam groeien of afnemen. Deze periode is vaak gekenmerkt door hogere werkloosheid en lagere inflatiedruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoogconjunctuur

A

Periode waarin de bestedingen en productie sneller groeien dan de trend. Deze periode is vaak gekenmerkt door lagere werkloosheid en hogere inflatiedruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Beroepsbevolking

A

Het deel van de totale bevolking in de leeftijd tussen de 15 en 65 jaar, dat een baan heeft of zoekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bevolking op beroepsactieve leeftijd

A

Het deel van de totale bevolking in de leeftijd tussen 15 tot en met 64 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Werkgelegenheidsgraad (of werkzaamheidsgraad)

A

Verhouding van het aantal werkenden tot de bevolking op beroepsactieve leeftijd. Geeft aan hoeveel procent van de mensen tussen 15 en 64 jaar effectief aan het werk zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Werkloosheidsgraad

A

Verhouding van het aantal werkzoekenden tot de beroepsbevolking. Geeft aan hoeveel procent van de mensen die zich aanbieden op de arbeidsmarkt werkzoekend zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Activiteitsgraad

A

Verhouding van de beroepsbevolking tot de bevolking op beroepsactieve leeftijd. Is een maat voor hoeveel mensen op beroepsactieve leeftijd zich effectief aanbieden op de arbeidsmarkt (als werkende of als werkzoekende).

17
Q

Knelpuntberoep

A

Beroep waarvoor het voor de werkgevers moeilijk is om geschikte kandidaten te vinden

18
Q

Werkloosheidsval

A

Een situatie waarbij het voor iemand economisch interessanter is om werkloos te blijven dan om een job aan te nemen. Oorzaak hiervan kan liggen in de sociale zekerheid, in kosten verbonden aan de arbeid of aan belastingen

19
Q

Spanningsratio

A

Maat voor de krapte op de arbeidsmarkt. Deze ratio geeft de verhouding tussen het aantal werkzoekenden zonder werk (in bemiddeling) en het aantal beschikbare vacatures.

20
Q

Vacaturegraad

A

Aantal openstaande vacatures ten opzichte van het totaal aantal arbeidsplaatsen in een economie, een sector, een organisatie. Hoe hoger de vacaturegraad, hoe meer vraag naar personeel