H3: arbeidsmarktwerking Flashcards
(20 cards)
arbeidsmarkt
Het geheel van vraag naar en aanbod van de productiefactor arbeid. De vraag naar arbeid komt van bedrijven en overheid, het aanbod van arbeid komt van de gezinnen
Arbeidsmarktkrapte
Situatie op de arbeidsmarkt waarbij de vraag naar arbeid groter is dan het aanbod van arbeid. Vacatures raken hierdoor moeilijker ingevuld
Open werkloosheid
Administratief geregistreerde werklozen die voorkomen in statistieken over werkloosheid
Verdoken werkloosheid (verborgen werkloosheid)
Werkloosheid die niet uit statistieken blijkt. Het gaat om personen die wel willen werken, maar niet als werkzoekende ingeschreven zijn
Technische werkloosheid
Werkloosheid die het gevolg is van een uitzonderlijke gebeurtenis (brand, machinebreuk, corona, …). Eens de gebeurtenis over nemen medewerkers hun voormalige functie terug op
Conjuncturele werkloosheid
Werkloosheid die het gevolg is van een laagconjunctuur (lage bestedingen, lage productie)
Structurele werkloosheid
Werkloosheid die niet het gevolg is van schommelingen in de economie. De oorzaken van deze werkloosheid liggen vooral aan de wijze en plaats van de productie van goederen en diensten en aan culturele of demografische wijzigingen die het aanbod op de arbeidsmarkt beïnvloeden
Frictiewerkloosheid (frictionele werkloosheid)
Tijdelijke werkloosheid die het gevolg is van het niet direct vinden van een job nadat men zich op de markt aanbiedt (na het behalen van een diploma of bij het veranderen van werk). Het afstemmen van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt heeft wat tijd nodig
Seizoenswerkloosheid
Tijdelijke werkloosheid die zich voordoet in sectoren waar de productieomvang seizoensgevoelig is
Laagconjunctuur
Periode waarin de bestedingen en productie relatief langzaam groeien of afnemen. Deze periode is vaak gekenmerkt door hogere werkloosheid en lagere inflatiedruk
Hoogconjunctuur
Periode waarin de bestedingen en productie sneller groeien dan de trend. Deze periode is vaak gekenmerkt door lagere werkloosheid en hogere inflatiedruk
Beroepsbevolking
Het deel van de totale bevolking in de leeftijd tussen de 15 en 65 jaar, dat een baan heeft of zoekt
Bevolking op beroepsactieve leeftijd
Het deel van de totale bevolking in de leeftijd tussen 15 tot en met 64 jaar
Werkgelegenheidsgraad (of werkzaamheidsgraad)
Verhouding van het aantal werkenden tot de bevolking op beroepsactieve leeftijd. Geeft aan hoeveel procent van de mensen tussen 15 en 64 jaar effectief aan het werk zijn
Werkloosheidsgraad
Verhouding van het aantal werkzoekenden tot de beroepsbevolking. Geeft aan hoeveel procent van de mensen die zich aanbieden op de arbeidsmarkt werkzoekend zijn
Activiteitsgraad
Verhouding van de beroepsbevolking tot de bevolking op beroepsactieve leeftijd. Is een maat voor hoeveel mensen op beroepsactieve leeftijd zich effectief aanbieden op de arbeidsmarkt (als werkende of als werkzoekende).
Knelpuntberoep
Beroep waarvoor het voor de werkgevers moeilijk is om geschikte kandidaten te vinden
Werkloosheidsval
Een situatie waarbij het voor iemand economisch interessanter is om werkloos te blijven dan om een job aan te nemen. Oorzaak hiervan kan liggen in de sociale zekerheid, in kosten verbonden aan de arbeid of aan belastingen
Spanningsratio
Maat voor de krapte op de arbeidsmarkt. Deze ratio geeft de verhouding tussen het aantal werkzoekenden zonder werk (in bemiddeling) en het aantal beschikbare vacatures.
Vacaturegraad
Aantal openstaande vacatures ten opzichte van het totaal aantal arbeidsplaatsen in een economie, een sector, een organisatie. Hoe hoger de vacaturegraad, hoe meer vraag naar personeel