H2: overheidsfinanciën Flashcards
(18 cards)
Overheidsbegroting
Raming van de inkomsten en uitgaven van de overheid voor het komende jaar. Eens goedgekeurd is de begroting ook een machtiging voor de overheid.
Begrotingssaldo
Het saldo van de overheidsinkomsten en overheidsuitgaven in een bepaald jaar. Dat een begrotingsoverschot zijn (positief saldo) of een begrotingstekort (negatief saldo).
Primair saldo
Verschil tussen inkomsten en uitgaven van de overheid, exclusief de rentelasten.
Overheidsschuld
De totale schuld van de overheid, tot stand gekomen door een opeenstapeling van tekorten.
Overheidsontvangsten (overheidsinkomsten)
Inkomsten van de overheid, bestaande uit fiscale ontvangsten, parafiscale ontvangsten en (niet)parafiscale ontvangsten.
Parafiscale ontvangsten
Ontvangsten van de overheid uit sociale zekerheidsbijdragen van werknemers en werkgevers.
Overheidsuitgaven
Uitgaven van de overheid, onder te verdelen in drie grote categorieën zijnde overheidsbestedingen, transferuitgaven en rentelasten.
Overheidsbestedingen
Uitgaven van de overheid gemaakt in het kader van het aanbieden van collectieve goederen en diensten. Omvat de wedden en lonen van ambtenaren.
Schuldgraad
Overheidsschuld uitgedrukt als een percentage van het BBP
Verdringingseffect (koekoekseffect)
De rentelasten die de overheid moet betalen maken dat de overheid minder andere uitgaven kan doen
Rentesneeuwbaleffect
Effect waar door de hogere overheidsschuld ook hogere rentelasten moeten betaald worden, wat dan opnieuw voor hogere begrotingstekorten zorgt
Crowding-outeffect
Effect waar de overheid omwille van een grote overheidsschuld als grote vrager optreedt op de financiële markt en zo de intrest de hoogte in duwt
Specialiteitsbeginsel van de begroting
Het specialiteitsbeginsel van de begroting betekent twee dingen:
Kwalitatief: Geld mag alleen worden uitgegeven aan wat in de begroting is afgesproken. Je mag het dus niet zomaar voor iets anders gebruiken.
Kwantitatief: Je mag niet meer geld uitgeven dan het bedrag dat in de begroting staat.
Kortom: je moet geld uitgeven waarvoor en zoveel als is afgesproken.
Collectieve goederen en diensten
Goederen en diensten die door de overheid aangeboden aan de consument en waar gratis gebruik van kan worden gemaakt. Bij collectieve goederen is het zo dat niemand van het gebruik kan worden uitgesloten (wegen, defensie, …)
Bruto binnenlands product (BBP)
Een maat voor de economische activiteit in een land, gemeten als de waarde van de geproduceerde finale goederen en diensten in dat land in een bepaalde periode (meestal een jaar)
Excessive Deficit Procedure
Is een afspraak binnen de EU. Als een land te veel geld uitgeeft en te weinig inkomsten heeft (dus een te groot tekort of te hoge staatsschuld), krijgt het strengere regels opgelegd. Het doel is om ervoor te zorgen dat landen hun overheidsfinanciën weer op orde brengen.
Recessie
Periode van inkrimpende economie, gekenmerkt door afnemende productie, werkloosheid, minder investeringen wegens onzekerheid, …
Structureel overheidstekort
Het structureel overheidstekort is het deel van het tekort dat niet gerelateerd is aan de economische toestand. Ook bij een herstellende / bloeiende economie, zal dit tekort nog bestaan