H1 centraal zenuwstelsel Flashcards

(71 cards)

1
Q

wat zijn de meninges?

A

= hersenvliezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

welke delen van de meninges?

A
  • dura mater
  • subarachnoïdale ruimte
  • pia mater
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

encefalitis ?
meningitis?

A

ontsteking van hersenweefsel
ontsteking van hersenvliezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

bacteriële meningitis symptomen

A

koorts, verwardheid, stijve nek
hoofdpijn, misselijkheid, overgeven
sensitiviteit aan licht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

verwekkers van bacteriële meningitis

A
  • streptococcus pneumoniae
  • neisseria meningitidis
  • haemophilus influenzae
  • listeria monocytogenes
  • streptococcus agalactiae
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

streptococcus pneumoniae

A
  • gram-positief, kok, firmicutes, facultatief anaëroob, katalase negatief

– verschillende virulentiefactoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

virulentiefactoren van streptococcus pneumoniae:

A
  • kapsel (92 serotypes)
  • IgA protease
  • pneumolysine
  • daling van oxidatieve burst
  • fosforylcholine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

IgA protease = werking?

A
  • IgA protease breekt IgA af
  • bacteriën kunnen gemakkelijker ontsnappen aan afweer van immuunsysteem in slijmvliezen
    = gevaarlijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

pneumolysine werking?

A

= krachtig toxine dat weefsels beschadigt
= immuunsysteem geactiveerd maar ook onderdrukt
= helpen bij veroorzaken van ernstige infecties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

fosforylcholine werking?

A

= immuunontwijking
= fosforylcholine op de celwand hechten aan gastheercellen, hun immuunafweer te ontwijken, en ontstekingen te veroorzaken, wat hun vermogen om infecties te veroorzaken versterkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

neisseria meningitidis eigenschappen?

A

gram-negatief, diplokok, proteobacteria, aeroob, kapsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

haemophilus infuenzae eigenschappen

A
  • kleine pleomorfe gramnegatieve staaf, proteobacteria
  • groei op specifieke bodems
  • virulentiefactor = kapsel met 6 serotypes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

HIB?

A

= haemophila influenza type B
= meningitis, epiglottis, bacteriëmie en pneumonie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

listeria monocytogenes eig?

A
  • grampositief, staaf, peritriche flagellen
  • groei tussen 3 - 45°C
  • listeriolysine O
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

plexus choroideus

A
  • productie CSF
  • bescherming en ondersteuning van CZS
  • regulatie van chemisch samenstelling
  • maakt deel uit van bloed-hersenbarrière
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

pathogenese van bacteriële meningitis

A
  • kolonisatie mond-keelholte
  • via epitheel van de luchtwegen naar bloedbaan
  • via plexus choroideus bacterie naar CSF
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

probleem bij bacteriële meningitis in CSF?

A
  • afwezigheid van antilichamen = rol in neutralisatie en herkenning van pathogenen
  • afwezigheid van complement = groep eiwitten die pathogenen doden
  • afwezigheid van granulocyten = immuuncellen die snel reageren op infecties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

besmettingsweg van bacteriële meningitis?

A

S. pneumoniae, N. meningitidis en H. influenza = aërogeen of direct contact

L. monocytogenes = besmet voedsel

GBS = verticale transmissie (moeder - kind)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

diagnostiek van bacteriële meningitis?

A
  • Kernig’s teken
  • driepootfenomeen
  • Brudzinski’s nek teken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Kernig’s teken

A

De patiënt ligt op de rug (in rugligging).Het been wordt in de heup en knie gebogen tot een hoek van 90 graden. De arts probeert vervolgens het been in de knie te strekken. POSITIEF = de patiënt : pijn in onderrug of achter dijen (door spierspasmen of stijfheid), of als het strekken van het been beperkt is doordat de knie niet volledig kan worden gestrekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

driepootfenomeen

A

De patiënt zit rechtop op een tafel of bed. Wanneer de arts de patiënt vraagt om de knieën te strekken (zonder steun), moet patiënt zijn handen achter zich op de tafel plaatsen. POSITIEF = patiënt moet automatisch zijn handen achter het lichaam plaatsten om steun te zoeken terwijl hij rechtop probeert te zitten. = meningeale irritatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Brudzinski’s nek teken

A

De arts buigt voorzichtig het hoofd van de patiënt voorover, richting de borst (flexie van de nek). POSITIEF = wanneer de patiënt automatisch de benen en heupen buigt (flexie van de knieën en heupen) als reactie op de nekflexie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

diagnose van bacteriële meningitis: huidafwijking?

A

= glastest
POS = niet-wegdrukbaar
NEG = wegdrukbare uitslag

  • petechiën
  • ecchymosen
  • purpura fulminans
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

behandeling + preventie van bacteriële meningitis

A
  • snel reageren
  • IV: AB: meropenem of cefotaxime of cefepime
  • immunisatie = vaccins
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
lepra verwekker?
= mycobacterium leprae = zuurvaste staaf, actinobacteria lange delingstijd = 11 - 13 dagen reservoir = mens + armadillo
26
pathogenese van lepra (kansen)
- 75% subklinisch - 25% lepraverschijnselen 75% van de 25% = genezing 25% van de 25% = neuroptahie en huidafwijkingen
27
behandeling van lepra
= langdurige combinatietherapie = immunisatie = vaccins
28
botulisme symptomen
diplopie dysarthrie dysphonie dysphagie
29
CFR
= case fatality rate = kans dat je overlijdt
30
3 soorten van botulisme
voedselgerelateerd infantiel botulisme wondbotulisme
31
verwekker van botulisme
= clostridium botulinum = anaerobe, sporevormende gram-positieve staven - 7 types van toxines - toxinegeraleerde ziekte
32
pathogenese van botulisme
- We hebben vesikels met acetylcholine -> die komen vrij -> vesikel versmelt met presynaptische membraan -> spiercontractie - Toxine bindt met presynaptische membraan -> inhibitie van vrijstelling van acetylcholine = spierverlamming
33
tetanus symptomen
- spasmen in rug en spieren - risus sardonicus - ophisthotonus - laryngospasmen
34
verwekkers van tetanus
clostridium tetani = anaerobe, sporevormende gram+ staaf = neurotoxine = tetanospasmine
35
pathogenese tetanus
tetanospasmine blokkeert de vrijstelling van GABA en glycine incubatieperiode 3 - 21dagen reservoir = aardbodem, saprofyt in darmkanaal
36
besmettingsweg van tetanus
= contact met stof, straatvuil of paardenmest, wonde bij tuinieren, geen overdracht mens-mens
37
behandeling en preventie van tetanus
wondreiniging, neutralisatie van toxine, ondersteundende therapie
38
virale meningitis vormen?
enterovirussen HSV
39
enterovirussen - virale meningitis
= meest voorkomende vorm van meningitis = picornaviridae
40
verspreiding van virale meningitis?
feco-oraal contact incubatie 3 - 7 dagen bifasisch verloop
41
bifasisch verloop van virale meningitis?
koorts, spierpijn, huiduitslag, .. klachtenvrije periode = "genezen" acuut meningitisbeeld
42
HSV bij virale meningitis?
= herpesviridae = meningo-encefalitis = hoge koorts, bewustzijnsverlaging, epilepsie = onbehandeld = hoge letaliteit
43
diagnostiek bij virale meningitis?
= koorts, hoofdpijn, braken, nekstijfheid = liquoronderzoek
44
behandeling bij virale meningitis
= geen AB als het viraal is = enterovirussen = symptomatisch behandelen HSV = acyclovir immunisatie = vaccin tegen bofvirus
45
polio symptomen
- paralyse onderste ledematen - slik- en ademhalingsverlamming - postpoliosyndroom
46
vormen polio
minor polio = 5% non-paralytische fase = 90 - 95%
47
verwekker van polio?
naakt ssRNA virus enterovirussen, picornaviridae relatief stabiel virus
48
pathogenese van polio
porte d'entrée = mond replicatie in keel en GI viremie = zenuwbanen incubatie 1 - 2 weken reservoir = menselijk maag-darm besmettingsweg = feco-oraal
49
behandeling van polio?
symptomatisch en geen anti-virale geneesmiddelen immunisatie = vaccin
50
rabies stappen:
1. prodromale fase 2. neurologische fase 3. coma 4. overlijden
51
prodromale fase van rabies?
= niet-specifieke symptomen = koorts, malaise, jeuk aan wonde
52
neurologische fase van rabies
= te laat om te genezen rabies furiosa = 80% = hyperactiviteit en krampen rabies paralytica = 20% = paralyse aërofobie en hydrofobie = spasmen van slik- en ademhalingsspieren schuimvorming op de mond
53
verwekker van rabies
= kogelvormig RNA-virus met envelop, rhabdoviridae, lyssavirus incubatie = 1 - 12 maanden virus -> spieren -> axonen -> neuronen -> hersenen -> verdere verspreiding
54
besmettingsweg rabies
= beet van een besmet dier reservoir = carnivoren = rabies furiosa en rabies paralytica
55
behandeling rabies
schoonmaken + ontsmetten + post-exposure vaccinatie
56
immunisatie
pre-exposure vaccinatie post-exposure vaccinatie
57
Zika-virus - percentage - symptomen
- microcefalie = afgeplat hoofd - 75% subklinische infecties - 25% symptomen = koorts, hoofdpijn, conjuctivitis, spier- en gewrichtspijn (handen + voeten) en huiduitslag
58
complicaties zikavirus
- maternale zikavirus-infecties en microcefalie van de foetus - link met Guillain-barrésyndroom - moeder -> kind
59
verwekkers van zikavirus
= besmettingsweg = steekluggen van Aedes-geslacht
60
Aedes muggen
- Aedes aegypti mug = gele koortsmug = bijten, vrouwelijke mug = ei - larve - pupa - volwassen mug - Aedes albopictus mug = aziatische tijgermug
61
West-Nile Virus
- geïsoleerd in West-Nile in 1937 - 1999 verspreiding over Amerika - gastheer = vogel - vector = mug = Culex Pipiens
62
symptomen West-Nile virus
- asymptomatisch 80% - West-Nile fever 20% - West-Nile encefalitis <1%
63
pathogenese west-nile virus
porte d'entréé = muggenbeet -> replicatie in huid en lymfeklieren = viremie richting CZS besmettingsweg = steek van Culex pipiens mug
64
behandeling van west-nile virus
= symptomatisch en geen antivirale middelen => immunisatie = geen vaccin beschikbaar = wel in ontwikkeling
65
cyrptococcus symptomen
= meest voorkomende systemische fungale infectie bij HIV-patiënten = hoofdpijn, misselijkheid, koorts, nekstijfheid afwezig
66
cryptococcus verwekkers
cryptococcus neoformans cryptococcus gattii = fungale meningitis
67
welke vormen van meningitis zijn er?
bacterieel viraal fungaal
68
afrikaanse symptomen + pathogenese
= koortsaanvallen, psychische en motorische storingen = vermageren, in slaap vallen
69
pathogenese en verwekker
tsee-tsee vlieg = in tropen trypanosomen = parasieten vermenigvuldiging in huid = lokale ontsteking = trypanoom (= parasiet vermenigvuldigd in de huid) verspreiding via lymfe en bloed = zwelling van halslymfeklieren
70
diagnostiek + behandeling afrikaanse slaapziekte
diagnostiek = parasiet in bloed opsporen behandeling = toxische geneesmiddelen = melarsoprol en suramin immunisatie = geen vaccin beschikbaar
71
levenscyclus in de mens van afrikaanse slaapziekte
- in speeksel = parasieten - mug bijt en injecteert speeksel - lokale ontseking = trypanoom - verdere verspreiding naar lymfeklieren ontsteking lymfeklieren - trypanosomen gaan via bloed verder verspreid worden in CSF - Coma en overlijden