H10 Solving problems, reasoning and intelligence Flashcards

(60 cards)

1
Q

Wat is redeneren

A

Redeneren is het proces waarbij we onze herinneringen op adaptieve wijze gebruiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is intelligentie

A

Intelligentie is onze algemene capaciteit om te redeneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke twee vormen van redeneren zijn expliciet afhankelijk van ons vermogen om gelijkenissen te identificeren? Aan welk systeem wordt hier gerefeerd?

A

Analogisch redeneren en inductief redeneren.

Aan ons ‘fast thinking’ systeem - system 1.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een analogie?

A

Refereert aan een gelijkwaardigheid in gedrag, functie of in relatie tussen entiteiten of situaties die in andere opzichten, zoals fysiek voorkomen, van elkaar verschillen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe zou je een test opstellen om de vaardigheid van een persoon te testen op het gebied van het identificeren van analogieen?

A

Analogieen kun je testen op twee manieren:
1. Oefening waar men wordt gevraagd om te bepalen als A staat tot B hoe staat C dan tot D. Bijv. vliegtuig staat tot lucht zoals boot staat tot …. (antwoord water)
2. Raven’s progressive matrices test

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welk bewijs is er mbt het nut van het gebruik van analogieen bij wetenschappelijk redeneren?

A

Het geeft wetenschappers ideeen om gelijkenissen tussen situaties te zien:
1. Darwin keek naar selective breeding en kwam zo op het idee voor natuurlijke selectie
2. Kepler heeft zijn theorie over de rol van de zwaartekracht in de beweging van de planeten bedacht door te kijken naar hoe licht zich gedraagt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Op welke manier zijn analogieen nuttig in gerechtelijke en politieke situaties? En wat onderscheidt een nuttige analogie van een misleidende?

A

We redeneren over complexe situaties door deze te vergelijken met minder complexe situaties. Dit kan erg nuttig zijn in gerechtelijke of politieke situaties om te debateren en ons punt goed duidelijk te maken.

Een nuttige analogie trekt een vergelijking die klopt. Een misleidende analogie trekt een vergelijking die niet klopt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke delen van de hersenen worden geactiveerd als we analogisch redeneren? Hoe kan dit veranderen?

A

Verschillende delen van de prefrontale cortex - delen die te maken hebben met het integreren van informatie.

Als we onszelf trainen in het gebruiken van analogieen om problemen op te lossen, dan veranderen de structuren in ons brein en leren we beter redeneren. Het heeft dus zin om kinderen hierin te onderwijzen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is inductieve redeneren? Hoe wordt het ook wel genoemd en waarom? Waarom is analogisch redeneren ook inductief?

A

Inductief redeneren is het afleiden van een nieuw principe of propositie uit observaties of feiten die als aanwijzingen dienen.

We noemen dit ook wel hypothesis construction omdat de nieuwe principes of proposities die we afleiden op hun best een educatieve gok zijn en niet een noodzakelijke conclusie uit het aanwezige bewijs.

Inductief redeneren is een vorm van analogisch redeneren omdat al het bewijs dat je gebruikt om tot een nieuwe propositie te komen is gebaseerd op waargenomen analogieen of andere gelijkenissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de beschikbaarheidsbias? Waar kan dit problemen geven?

A

Een inductieve bias waarbij we wanneer we redeneren, sterk neigen te leunen op informatie die beschikbaar is voor ons, en negeren informatie die minder beschikbaar is. Denk aan het onderzoek over meest voorkomende doodsoorzaak; men denkt bijvoorbeeld moord, omdat dit beschikbaar is door de media, terwijl ze niet zo snel aan hartfalen denken.

Dit is met name problematisch bij bijv. de dokter of de psycholoog.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de bevestigingsbias? (confirmation bias) Waar kan dit problemen geven?

A

Een inductieve bias waarbij men de natuurlijke neiging heeft om te bevestigen i.p.v. te ontkrachten; We zoeken naar informatie die ons standpunt bevestigd en niet naar informatie die ons standpunt ontkracht. Dat is in veel gevallen prima, maar bijv. in de wetenschap kan dit problematisch zijn aangezien we een theorie nooit met zekerheid kunnen bevestigen maar wel met zekerheid kunnen ontkrachten. De beste theorieen zijn dus die theorieen die vele pogingen tot ontkrachting hebben doorstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de voorspelbare wereldbias? (predictable world bias) Waarom is deze bias aanwezig en wanneer is die problematisch?

A

Een inductieve bias waarbij men de neiging heeft om orde en regelmaat in de wereld te zien, zelfs als deze er niet is. Dit zorgt ervoor dat we patronen zien en is zeer nuttig omdat we op die manier kunnen voorspellen wat er gaat gebeuren en hierop in kunnen spelen. Echter, op het moment dat er geen orde of patroon aanwezig is, gaan mensen hier toch naar op zoek. Dit kan problematisch zijn bij gokken, omdat mensen hierdoor besluiten nemen die ervoor zorgen dat ze meer geld verliezen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is deductie? (en het verschil met inductie)

A

Deductief redeneren is de poging om op logische wijze de gevolgen af te leiden die waar moeten zijn als bepaalde stellingen als waar worden aanvaard (denk aan Sherlock Holmes). Je begint met de feiten, de premissen, en dan trek je logische conclusies door observaties.

Deductie levert geen nieuwe informatie op, het is een logische conclusie uit de premissen. Inductie is beredeneerd giswerk en kan wel nieuwe informatie opleveren.

Wiskunde is altijd deductie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een reeksproblemen? Waar is dit een vorm van?

A

Op basis van een reeks vergelijkende uitspraken, items in een reeks te ordenen en vervolgens tot een conclusie te komen die in geen enkele uitspraak te vinden is.
Bijvoorbeeld
x is groter dan y
x is kleiner dan z
z is kleiner is dan w ,
Is w dan groter dan y? (antwoord is ja)

Dit is een vorm van deductief redeneren aangezien er maar 1 conclusie mogelijk is als antwoord op de vraag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een syllogisme? Wanneer worden deze als lastig ervaren?

A

Een syllogisme bevat twee premissen, een majorpremisse, en een minor premisse. Deze moet je samenvoegen om te zien of een bepaalde conclusie waar is of niet, of ongedetermineerd is. De twee premissen moeten als absolute waarheid worden gezien.
Bijvoorbeeld:
alle chefs zijn violisten (major),
Mary is een chef (minor),
is Mary een violist? ja.

Mensen vinden syllogismen lastig op het moment dat deze onze eigen ervaringen weerleggen. Op dat moment zullen we geneigd zijn om die ervaringen te volgen en niet de regels van logica.
Met andere woorden als we de volgende nemen:
Alle levenden dingen hebben water nodig
Rozen hebben water nodig
Daarom, zijn rozen levende dingen

De conclusie is dat dit niet perse waar hoeft te zijn, er wordt nl niet gesteld dat alleen levende dingen water nodig hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een inzicht probleem? Waarom zijn deze lastig op te lossen? Welk voorbeeld wordt genoemd?

A

Een probleem dat specifiek ontworpen is om onoplosbaar te zijn totdat iemand er op een hele andere manier naar kijkt dan de normale manier. Deze zijn lastig op te lossen omdat ze van mensen vragen om mental set los te laten en anders naar een probleem te kijken.

Voorbeeld is van een kaars die aan een bord bevestigd moet worden met punaises.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is een mental set? En wat is functional fixedness?

A

Mental set - Een goed ingeburgerde gewoonte van perceptie of denken
Functional fixedness - Het onvermogen om de functie van een object als anders te zien dan waar het object normaal voor gebruikt wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

In hoeverre is de ontwerphouding ten opzichte van gereedschappen een beperking of een aanpassing van onze menselijke cognitie?

A

Functional fixedness is een aanpassing van onze menselijke cognitie omdat het ervoor zorgt dat we tools op een efficientere manier kunnen gebruiken en niet iedere keer door een trial en error proces heen moeten. Je ziet dit bij kinderen in de vroege ontwikkeling al naar voren komen en je ziet het niet bij andere primaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welk bewijs laat zien dat het oplossen van inzichtproblemen kwalitatief anders is dan deductief redeneren?

A

Er zijn verschillende patronen te zien mbt persoonlijkheidstrekken en het brein bij het oplossen van inzichtsproblemen (creativiteit) en deductief redeneren (werkgeheugen capaciteit). Inzichtsproblemen zijn vaak gebaat bij het doen van iets anders en een incubatieperiode toepassen. Dit helpt niet bij deductief redeneren.

Inzicht lijkt een onderdeel te zijn van ons ‘fast thinking’ systeem en deductie een onderdeel van ons ‘slow thinking’ systeem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe is priming betrokken bij het krijgen van inzicht?

A

Het lijkt erop dat als men een incubatietijd toepast door het inzichtprobleem even te laten liggen, dat dit dan nog altijd geprimed is in de hersenen, waardoor als men met andere activiteiten aan de slag gaat, er nieuwe assocaties vormen met het geprimede probleem waardoor er mogelijk een oplossing wordt gevonden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke invloed heeft staat van zijn op het oplossen van inzichtsproblemen? Hoe werkt dat en welke theorie wordt hiervoor genoemd? Wat denken de schrijvers zelf?

A

Onderzoek toont aan dat mensen die zich blij voelen beter in staat zijn om inzichtsproblemen op te lossen, ze zijn creatiever en zien beter patronen.

De broaden-and-build theorie of positive emotions stelt dat negatieve emoties zoals angst en boosheid ervoor zorgen dat onze blik vernauwd, wat logisch is vanuit een evolutionair perspectief -> we focussen dan alleen op de objecten die onze angst of boosheid veroorzaken.
Als we positieve emoties ervaren dan verruimd onze blik, ons denken en onze perceptie en worden we creatiever.

De schrijvers van het boek denken zelf dat leren en creativiteit niet zozeer gebaadt zijn bij blijdschap maar met speelsheid omdat we als we spelen vaker objecten of informatie in een nieuwe licht zien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is het verschil tussen taxonomisch classificeren en functioneel classificeren? noem een voorbeeld. Wat kun je hieruit concluderen over de vaardigheid van het redeneren?

A

Taxonomisch -> vooral door Westerse -> het categoriseren van een set dingen die vergelijkbaar zijn in een eigenschap of kenmerk. Denk aan bijl, boomstam, schep en zaag. Westerse mensen zeggen dat boomstam er niet bij hoort want de andere 3 zijn gereedschap en de boomstam niet.

Functioneel -> vooral door Niet-Westerse -> het categoriseren van een set dingen die het meest samen worden gezien in de echte wereld, vanwege hun functionaliteit tot elkaar. Denk aan bijl, boomstam, schep en zaag -> Niet-Westerse zeggen schep er niet bij want bijl en zaag nodig om boomstam te bewerken.

Redeneren is ook afhankelijk van wat men prettig vindt. Er is een onderzoek geweest waarbij men pas toen de onderzoekers vroegen hoe domme mensen een classificatie zouden toepassen op taxonomie gingen sorteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is een verschil tussen Westerse en Oost-aziatische perceptie en geheugen? Hoe zou dit redeneren kunnen beinvloeden?

A

Westerse culturen kijken op een analytische manier naar informatie, waarmee bedoeld wordt dat zij de scene niet zozeer geheel opnemen, maar aandacht meer gefocust hebben op een, of een aantal bepaalde dingen. In geval van gedragingen kijkt men bij analytisch meer naar interne kenmerken van persoon, zoals persoonlijkheid of motivatie.

Oost-aziatische culturen kijken op een hollistische manier naar informatie, waarmee wordt bedoeld dat zij de scene in zijn geheel waarnemen met de details, het verdelen van de aandacht op meerdere plekken In geval van verklaren van gedrag kijkt men bij holistisch waarnemen meer naar de contextuele krachten die het gedrag hebben uitgelokt of geactiveerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is de Binet-Simon Intelligence Scale en wat werd er o.a. getest?

A

Eerste IQ test -> ontwikkeld vooral voor schoolkinderen om te kijken of ze extra hulp nodig hebben -> moderne testen zijn een modificatie op deze test -> geheugen, vocabulaire, algemene kennis, gebruik van nummer, begrip van tijd en het vermogen ideeën te combineren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat voor soort subtesten zijn onderdeel van moderne IQ tests, zoals de Wechsler tests, en hoe wordt IQ bepaald?
Testen die onderdeel zijn van moderne IQ tests zijn: * Verbaal begrip - Vocabulair, Kennis, Gelijkenissen * Perpetuele verwerking - Blok ontwerp, Matrix redeneren, Visuele puzzels * Werkgeheugen - Digit span, Hoofdrekenen * Verwerkingssnelheid - Zoeken naar symbolen, Digit-symbol coding IQ staat voor Intelligentie Quotient en wordt bepaald door een vergelijking te maken met de score van een persoon tov de groep, waarbij het gemiddelde op 100 ligt.
26
Wat is verbaal begrip (als 1 van 4 onderdelen van IQ test), en welke 3 subtesten zijn er?
Verbaal begrip geeft een overzicht van verbale vaardigheden en betreft drie subtesten -> vocabulaire, vergelijkingen en algemene kennis.
27
Wat is perceptuele verwerking (als 1 van de 4 onderdelen van IQ test) en welke 3 subtesten zijn er?
Perceptuele verwerking is het ruimtelijke en kwantitatieve redeneren en betreft drie subtesten -> blokconstructie (visuele ontwerpen matchen), Matrix redenering (Raven's Progressive Matrices Test) en visuele puzzels.
28
Wat is werkgeheugen test (als 1 van de 4 onderdelen van IQ test) en welke 2 subtesten zijn er?
Tests die bepalen hoe groot het werkgeheugen van een persoon is, verdeeld in twee subtesten -> cijferspanne (digit span) en rekenkundig (hoofdrekenen)
29
Wat is verwerkingssnelheid (als 1 van de 4 onderdelen van IQ test) en welke twee subtesten zijn er?
Verwerkingssnelheid gaat over hoe snel iemand kan denken, en heeft twee subtesten -> symbool zoeken (snel spotten van doel symbool) en cijfer-symbool codering (code maken d.m.v. cijfers in symbolen te coderen a.d.h.v. geleverd codesysteem).
30
Hoe hebben psychologen de validiteit van IQ tests geevalueerd? Wat zijn de algemene resultaten van deze evaluaties?
Onderzoekers hebben gekeken naar: * Correlaties tussen IQ scores en succes op school -> 0.3 - 0.7 * Correlaties tussen IQ scores en type werk -> veel mensen met een hoger IQ, vinden banen die intellectueel uitdagender zijn en waar meer geld verdiend wordt, maar dat kan ook een effect zijn van scholing. * Correlaties tussen IQ scores en on-the-job succes -> gematigde positieve correlaties, voor banen met een hoge mentale complexiteit is er een veel grotere correlatie (0.6) dan voor banen die dit niet hebben (0.2). * Correlaties tussen IQ scores en gezondheid -> mensen zijn gezonder, minder gewond, en lagere mate van dementie, en mensen leven langer.
31
Wat wordt bedoeld met positive manifold?
Mensen die hoog scoren op de ene test, neigen ook hoog te scoren op andere (mentale) testen -> door Charles Spearman.
32
Wat is een factor analyse?
Een wiskundige procedure die Spearman gebruikte om correlatie patronen te analyseren.
33
Wat was Spearman's concept van algemene intelligentie, ofwel de g factor? Waarom dacht hij dat dit het best gemeten kon worden met een batterij aan tests? en waarom kan dit adaptief zijn?
Volgens Spearman is de g factor verantwoordelijk voor de algehele prestatie van testen op mentale bekwaamheid. Uit de factor analyse concludeerde hij een gemeenschappelijke factor die zo ongeveer op elke mentale test goed wordt gemeten, en Spearman noemde dit de g factor, die staat voor general intelligence. Iemand die hoog scoort op de ene test, neigt ook hoog te scoren op de andere test. Er is dus een correlatie tussen alle testen. Eigenlijk is een IQ test ook zo georganiseerd, door testen die tezamen tot de IQ score komen. Volgens Spearman bepaald iedere test voor een deel de g-factor en daarnaast een vaardigheid die specifiek is aan die test. Om een goed beeld van de g-factor te krijgen, stelde hij dus dat het gemiddelde van meerdere tests nodig was.
34
Cattell dacht aan twee soorten g's, die wel samen werkten, welke zijn dit?
Vloeiende intelligentie en gekristalliseerde intelligentie.
35
Wat is vloeiende (fluid) intelligentie en hoe test je dit?
Vloeiende intelligentie -> vermogen om relaties tussen stimuli waar te nemen, onafhankelijk van eerdere oefening, ervaring of instructie betreffende die relaties. Het is biologisch bepaald en te testen door bijvoorbeeld geheugenspanne, verwerkingssnelheid, Matrices test en ruimtelijk denken. Het betreft het redeneringsvermogen en piekt rond 20e tot 25e levensjaar.
36
Wat is gekristalliseerde intelligentie en hoe test je dit?
Gekristalliseerde intelligentie -> vermogen die direct afhangt van eerdere ervaringen en het best gemeten door kennis, zoals kennis van woordbetekenis, culturele werkwijze of algemene kennis. Het betreft eerdere geleerde informatie en dit piekt pas rond het 50e levensjaar.
37
Welk bewijs leidde Cattell ernaar om vloeiende intelligentie en gekristalliseerde intelligentie te onderscheiden?
Uit een factor analyse kwam dat er tussen verschillende IQ subtesten hogere correlaties waren dan tussen andere testen. Hieruit kwamen twee clusters: 1. eentje die afhangt van de erfelijk aanwezige vaardigheid om te redeneren, 2. die afhangt van hoeveel iemand al heeft geleerd. Cattell ontdekte dat de twee factoren zich verschillende ontwikkelen. Er is wel een grote correlatie tussen de twee waarbij vloeiende intelligentie de mate van gekristalliseerde intelligentie bepaald.
38
Welke bevindingen hebben Galton's idee van mentale snelheid (mental quickness) als een basis voor algemene intelligentie nieuw leven in geblazen?
Er zijn meerdere onderzoeken gedaan waaruit blijkt dat er gematigde correlaties (0.3) zijn tussen hoe snel iemand reageert en intelligentie. Er zijn ook onderzoeken die hebben gekeken naar de correlatie tussen inspectietijd en IQ scores, waaruit ook een 0.3 correlatie gevonden is met vloeiende intelligentie en 0.2 met gekristalliseerde intelligentie.
39
Wat is inspectietijd?
minimale tijd die iemand nodig heeft om te kijken of luisteren naar een set stimuli om het verschil te detecteren. Een meting van mentale snelheid.
40
Hoe zouden executieve functies een basis kunnen vormen voor verschillen in vloeiende intelligentie?
Executieve functies -> informatieverwerkingsmechanismen die samen belangrijk zijn voor planning, gedragsregulatie en presteren op complexe cognitieve taken: werkgeheugen/updating, schakelen en inhibitie. Omdat informatie snel uit je werkgeheugen verdwijnt -> hoe sneller je informatie kunt verwerken, hoe meer informatie je in je werkgeheugen kunt houden (correlaties tussen mentale snelheid en werkgeheugen zijn groot) Mensen die verschillen in intellectueel bereik, verschillen ook in executieve functie. Hoe lager, hoe minder zelfregulatie bijv. Het idee dat verschillen in executieve functies een verschil in IQ teweeg kunnen brengen, is consistent met Sternbergs concept van intelligentie als een mentale zelf-regulering. Mensen die intelligent zijn kunnen hun mentale resources efficient gebruiken om problemen op te lossen.
41
Wat is de Mental self-government theorie?
Theorie door Robert Sternberg -> mensen die goed presteren op intelligentietesten zijn mensen die hun mentale bronnen op zo'n manier kunnen controleren dat zorgt voor efficiënte probleem oplossing. Om goed te kunnen presteren moet men namelijk gefocust blijven, niet afgeleid raken en onderscheid maken tussen relevante en irrelevante informatie; dit heeft vooral te maken met vloeiende intelligentie en executieve functies.
42
Welke redenering suggereert dat intelligentie een adaptatie is om om te gaan met evolutionair nieuwe problemen?
Wellicht adaptief als middel voor oplossingen voor problemen die evolutionair nieuw zijn; onze voorouders bijvoorbeeld nieuwe manier van verzamelen eten, en wij werken met computers. Onze verschillende manier van redeneren geven ons allemaal mogelijkheden om met nieuwe problemen om te gaan.
43
Wat is de nature-nurture discussie?
De vraag of psychologische verschillen tussen mensen verschillen in natuur (genen) of nurture (opvoeding) zijn. Je kunt eigenlijk niet stellen of een eigenschap meer geleidt wordt door genen of opvoeding, maar wel door verschillen in opvoeding of genen.
44
Wat is het verschil tussen de absurde vorm van nature-nurture vraag en de redelijke vorm? Waarom is eentje absurd en de andere redelijk?
Genen en omgeving beinvloeden elkaar altijd. Zonder genen is er geen persoon en zonder omgeving ook niet. Je kunt daarom niet stellen of een eigenschap meer door genen of meer door de omgeving wordt bepaald. Wat je wel kunt stellen is of verschillen tussen personen in een bepaalde groep (die je onderzoekt) meer door verschillen in de genen wordt veroorzaakt of meer door verschillen in de omgeving. Dat betekent dus dat het antwoord altijd afhangt van welke groep je onderzoekt. Onderzoek je een groep die veel in omgeving verschilt dan zullen de verschillen veel veroorzaakt worden door de omgeving, onderzoek je een groep die veel in genen verschilt dan zullen de verschillen veel door genen veroorzaakt worden.
45
Wat is de erfelijkheidsgraad (heritability)?
De mate van variatie in een bepaalde karaktereigenschap binnen een bepaalde populatie individuen, afkomstig uit genetische verschillen.
46
Wat is de erfelijkheidsgraadcoëfficiënt? (heritability quotient)
De mate van variatie van erfelijkheidsgraad wordt uitgedrukt door een statistiek die erfelijkheidsgraadcoëfficiënt genoemd wordt -> waarbij 0 geen van de verschillen toegeschreven kan worden aan erfelijkheid, en 1 = 100% van de verschillen toegeschreven aan erfelijkheid.
47
Waarom verwachten we dat erfelijkheid hoger is in een groep mensen die in dezelfde omgeving hebben dan bij personen die een andere omgeving hebben?
Bij een groep mensen in dezelfde omgeving zullen de gevonden verschillen veroorzaakt worden door genen aangezien de omgeving gelijk is. Bij mensen met verschillen in omgeving zullen de gevonden verschillen ook veroorzaakt worden door de omgeving.
48
Waarom is het logische om monozygote en dizigote tweelingen met elkaar te vergelijken in de studie van erfelijkheid van trekken? Welk verschil is er te zien bij IQ correlaties?
Monozygote tweelingen hebben identieke genen en dyzigote tweelingen hebben 50% dezelfde genen. Zeker als monozygote tweelingen niet in dezelfde omgeving zijn opgegroeid dan zegt dit dus iets over de mate waarin de omgeving invloed uitoefent op een trek. Afhankelijk van welke metingen je gebruikt ligt dit tussen de 0.5 en 0.7.
49
Hoe kan IQ erfelijkheid bepaald worden door te kijken naar correlatie coefficienten voor de IQs van eeneiige en twee-eiige tweelingen die samen zijn opgevoed?
Twee-eiige tweelingen zijn 50% genetisch anders, de omgeving is 100% hetzelfde. Verschillen worden dus veroorzaakt door genen. Kijk naar het verschil tussen de correlatiecoefficienten van eeneiige en twee-eiige tweelingen, dat is het verschil dat de 50% genetisch verschil bepaald. Omdat dit 50% is, doe je dit keer 2 en dan kom je uit op 0.52.
50
Hoe kan IQ erfelijkheid bepaald worden door te kijken naar monozygote tweelingen die in verschillende omgevingen zijn opgegroeid?
Dan kun je gewoon de correlatiecoefficient pakken voor IQ omdat alle verschillen worden veroorzaakt door de omgeving, is de mate van hetzelfde zijn van IQ scores de mate van erfelijkheid.
51
Hoe kan iemands opvoedingsomgeving de erfelijkheid van IQ beinvloeden?
Erfelijkheid kijkt alleen naar verschillen tussen mensen in een groep die je onderzoekt. Dat betekent dus dat als je een groep onderzoekt die qua omgeving hetzelfde is, alle verschillen worden veroorzaakt door genen. Als je een groep onderzoekt die genetisch dicht bij elkaar ligt, dan zullen verschillen meer worden veroorzaakt door de omgeving. Slecht opvoedomgeving heeft een grote invloed op de ontwikkeling van IQ, waar gemiddelde of bovengemiddelde opvoedomgevingen een kleine invloed hebben.
52
Wat is bewijs dat het effect van een gedeelde familie omgeving op IQ correlaties verdwijnt als men ouder wordt? Hoe kan dit verschil uitgelegd worden?
Bij geadopteerde kinderen lijken IQ scores meer te correleren als ze klein zijn dan bij random andere mensen. Deze correlatie verdwijnt als ze ouder worden. In het algemeen geldt dat hoe meer genetisch hetzelfde mensen zijn, hoe kleiner het verlies van correlatie is als ze ouder worden.
53
Welk bewijs is er dat intellectuele betrokkenheid iemands vloeiende intelligentie kan verbeteren over tijd?
Mensen die nieuwsgierig en open zijn, gaan vaker nieuwe ervaringen aan, waardoor hun intelligentie omhoog gaat. Onderzoek bij mannen liet zien dat mannen met uitdagend werk een verbetering van intelligentie lieten zien dan mannen met routinematig werk.
54
Waarom kunnen erfelijkheidscoefficienten die gevonden worden in een groep niet worden gebruikt om verschillen tussen groepen uit te leggen?
Denk aan twee velden van graan met verschillende bodemkwaliteit maar genetisch dezelfde graansoort. Verschillen tussen kwaliteit van graan in 1 veld, zullen worden veroorzaakt door genetische verschillen tussen het graan in dat veld. Echter, verschillen tussen de twee velden zullen met name veroorzaakt worden door verschillen in bodem, aangezien de twee velden met hetzelfde type graan zijn bezaaid. Genetisch verschillen mensen niet veel van elkaar, zeker niet omdat de uiterlijke verschillen zoals huidskleur hier vaak niets over zeggen.
55
Welk bewijs is er dat gemiddelde IQ verschillen tussen zwarte en witte mensen in USA door de omgeving en niet door genen wordt veroorzaakt?
Genetisch gezien zijn zwarte mensen en witte mensen vaak een mix van verschillende afkomsten. De genetische verschillen tussen deze groepen is minder groot dan de genetische verschillen tussen individuen in beide groepen. Er is in onderzoeken geen bewijs gevonden op basis van afkomst, dat mensen van een bepaalde afkomst een hoger IQ zouden hebben dan mensen uit de andere groep.
56
Wat is stereotype dreiging?
Wanneer men bewust wordt gemaakt van hun negatieve stereotypen voor hun specifieke sociale groep, neigen zij dit te gaan bevestigen. Denk aan IQ test waarbij donkere mensen werd verteld dat ze een IQ test gingen afleggen, wetende dat er een stereotype heerst dat zwarte mensen minder slim zijn dan witte mensen, gaan zwarte mensen ook daadwerkelijk minder goed presteren.
57
Wat zijn vrijwillige minderheden?
Groepen zoals Chinese Amerikanen of Italiaans Amerikanen die geëmigreerd zijn in de hoop op beter leven -> zien zichzelf ook als beter af dan wat ze hebben achtergelaten.
58
Wat zijn onvrijwillige minderheden? Hoe heeft dit effect op IQ scores?
Groepen als Afrikaans Amerikanen en native Amerikanen -> zijn minderheden geworden door te worden veroverd, gekoloniseerd of tot slaven gemaakt -> zijn voor lange periode, en wellicht nog steeds, bedreigt omdat ze anders zouden zijn, een ondergeschikte klasse. Mensen uit deze groepen worden onderdrukt en als minderwaardig gezien en dit heeft direct impact op hun prestaties op school en IQ scores.
59
Hoe levert onze geschiedenis verder bewijs dat IQ cultuur afhankelijk is? Hoe komt dit? Op welke meting is IQ het meest gestegen?
Het IQ gemiddelde gaat steeds verder omhoog -> elke 30 jaar stijgt het IQ op vrij stabiele manier met 9 tot 15 punten. Dit wordt het Flynn effect genoemd. Komt door veranderingen in het moderne leven; verbetering in educatie, technologie en mensen die meer intellectueel vereisend werk doen dan vroeger, waardoor er voor alle leeftijden een hoger IQ ontstaat. Daarom periodieke veranderingen in scoringssyteem en moeilijkheden van vragen. - vooral Matrices test stijgt. Dit betekent dus niet dat mensen steeds meer potentie hebben ofzoiets maar dat er steeds meer uit mensen gehaald wordt qua intelligentie test onderdelen.
60
Wat is het Flynn effect?
Het IQ gemiddelde gaat steeds verder omhoog -> elke 30 jaar stijgt het IQ op vrij stabiele manier met 9 tot 15 punten. Dit wordt het Flynn effect genoemd.