H1.1 Flashcards

1
Q

Betekenis hoge ST-elevaties

A

Ernstige acute myocardischemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Biomarkers om myocardschade aan te tonen

A

T-troponine en creatinefosfokinase (CPK)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Normale bloeddruk

A

120/80

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Normale hartfrequentie

A

60/70

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Behandeling myocardinfarct

A

Hartkatheterisatie van de Ramus Descendens Anterior (RAD)

De afgesloten ramus wordt door deze behandeling geopend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Dyspneu met kenmerken

A

Kortademig:
- alleen ademen in zittende houding
- hevig transpireren
- bloeddruk daalt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Tachypneu

A

Versnelde ademhaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe kan een mitraalklepinsufficiëntie worden veroorzaakt? (2)

A

Kapotte papillairspieren of kapotta chordae tendineae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Behandeling voor dalende bloeddruk

A

Intra-aortale ballonpomp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe wordt intra-aortale ballonpomp ingebracht?

A

Via a. femoralis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Werking intra-aortale ballonpomp

A

Diastole: ballon vult, zodat doorbloeding van coronairvaten zal verbeteren

Systole: ballon loopt leeg, zodat het hart makkelijker het bloed kan wegpompen. Hierdoor wordt de linker kamer ontlast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Gevolg intra-aortale ballonpomp

A

Bloeddruk stijgt weer naar 100/60 mmHg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hypoxemie

A

Te weinig zuurstof in het bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Acidose

A

Verzuring in het bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Gevolg mitraalklepinsufficiëntie

A

Verhoogde druk in thorax en longen

Vocht wordt uit capillairen geperst en hoopt op in longen -> longoedeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Behandeling longoedeem

A

Intuberen en kunstmatige beademing

16
Q

Problemen die nieren veroorzaken

A
  • Urineproductie neemt af
  • Beademing wordt moeilijker
  • Meer acidose
  • Kaliumconcentratie in bloed stijgt
17
Q

Ligging nieren + gevolg

A

Retroperitoneaal dus gevoelig voor veranderde bloeddruk

18
Q

Waar stroomt het meeste bloed in nier?

A

Cortex renalis

19
Q

Functie glomeruli

A

Filtratie

20
Q

Functie tubuli

A

Afstemming van reabsorptie

21
Q

Gevolg van doorbloeding in medulla

A

Activiteit van tubuli

22
Q

Hoe treedt tubulusnecrose op + gevolg?

A

Onvoldoende doorbloeding:
- Weefselverval van niertubulus
- Tubulus slipt vol met necrotische cellen
- Nierfunctie houdt op

23
Q

Constatering o.b.v. acute tubulusnecrose

A

Acute nierinsufficiëntie

24
Q

Hoe kan nierfunctie worden ondersteund?

A

Dialysetoestel

25
Q

Functie ballonpomp

A

Bloeddruk

26
Q

Functie kunstmatige beademing

A

Longoedeem

27
Q

Functie dialyse

A

Nierinsufficiëntie

28
Q

Behandeling mitraaklepinsufficiëntie

A

Vervanging mitraalklep

29
Q

Prothesen voor mitraalklep (2)

A

Ring met organische kleppen of ring met mechanische kleppen

30
Q

Wat moeten patiënten met mechanoprothesen?

A

Antistollingsmedicatie gebruiken, hierdoor blijven er geen stolsels aan de kleppen hangen

31
Q

P-top

A

Depolarisatie boezems, gedreven door SA-knoop

32
Q

QRS-complex

A

Depolarisatie ventrikels

33
Q

T-top

A

Repolarisatie ventrikels

34
Q

Waarom is repolarisatie van atria niet te zien?

A

Valt in QRS-complex

35
Q

Waar kan je naar kijken bij mensen met pijn op de borst of hartschade?

A

ST-segment

36
Q

Stenose

A

Vernauwing, problemen met bloed in aorta pompen, druk moet hiervoor flink opgebouwd worden

37
Q

Insufficiëntie

A

Klep sluit niet goed, lekkage, druk in LA neemt toe

38
Q

Longoedeem

A
  • Ophoping water en zout
  • Afstand tussen lucht en bloed groter
  • Diffusie moeilijker
  • Hypoxemie