H17 De ziekte van Parkinson en andere extrapiramidale ziekten Flashcards

H9 van Inleiding in de gerontologie en geriatrie zit hier ook in verwerkt (47 cards)

1
Q

hoe kenmerkt zich de ziekte van Parkinson vooral?

A

algemene stijfheid, bewegingsarmoede en trillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Schaal om de ernst van de ZvP te meten

A

Hoehn & yahr schaal,

fase I t/m V

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

9 prodromale verschijnselen

A

prodromale verschijnselen zijn vage klachten voordat de ziekte manifesteert;

  1. Vermoeidheid
  2. ‘lam’ gevoel in extremiteiten.
  3. Diep gelokaliseerde knagende pijn in schouders, heupen en knieën
  4. Neerslachtigheid of depressie
  5. Reuk verstoord
  6. Spierpijn
  7. Tintelingen
  8. RBD(REM sleep behavioral disorder)
  9. obstipatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hemiparkinsonisme

A

motorische verschijnselen beginnen vaak aan 1 kant, dit heet hemiparkinsonisme en kan lager tijd zo blijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

waarom heet de ZvP ook wel hypokinetisch rigide syndroom

A

Omdat vaak niet duidelijk is welke symptomen komen door hypokinesie en welke door rigiditeit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hypokinesie

A

bewegingstraagheid. Hierdoor o.a trage, schuifelende, kleine looppasjes. De armen bewegen niet mee.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Rigiditeit

A

verhoogde spiertonus in alle spieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Trandradfenomeen

A

kleine schokjes die te voelen zijn bij passieve beweging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Tremor(bij patiënten met de ZvP)

A

abnormale, willekeurige beweging die in rust een kenmerkende frequentie van 5 a 6 per seconde. Voornamelijk handen maar ook onderkaak en benen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

10 motorische verschijnselen ZvP

A
  1. Hypokinesie:
  2. Rigiditeit:
  3. Trandradfenomeen:
  4. Slikproblemen: door de hypokinesie
  5. Tremor
  6. Evenwichtsproblemen
  7. Start en stopproblemen(propulsie) met lopen.
  8. Maskergelaat: gelaat zonder uitdrukking
  9. Monotone, langzame, zachte(hypofonie), hoge stem -> in ernstige gevallen wordt de patiënt bijna verstaanbaar
  10. Micrografie: kleine onvaste letters die op den duur onleesbaar worden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

6 vegetatieve verschijnselen

A
  1. Verhoogde talgproductie waardoor vettige huid
  2. Speekselovervloed(door slecht kunnen slikken, niet doordat er meer speeksel gemaakt wordt)
  3. Nachtelijk transpireren
  4. Obstipatie door paralytische ileus en te weinig beweging
  5. Incontinentie
  6. Orthostatische hypotensie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Lewylichaampje.

A

Een plaatselijke opstapeling van het eiwit, alfa-synucleïne.

lewylichaampjes veroorzaken degeneratie van de substantia nigra

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

substantia nigra

A

zwarte stof in het mesencefalon

Deze zenuwcellen in de substantia nigra produceren dopamine, een stof belangrijk bij de prikkel geleiding in de extrapiramidale banen.

De substantia nigra orgt normaal gesproken voor motoriek, planning en emotie(mesostriatale, mesolimbische en mesofrontale). Pas als 60-70% van de dopaminerge zenuwcellen zijn afgestorven krijg je klachten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

oorzaak ZvP

A

Waardoor dit komt is onbekend

intoxicatie(MTPT en bestrijdingsmiddelen)

Erfelijke factoren:
In 5% van de gevallen speelt erfelijkheid een rol. Het gaat dan om alfa-synucleïne-genen( PARK1, PARK2, PARK3, etc.).

Soms zit er geen fout bij het alfa-synucleïne-eiwit, maar spelen de mitochondriën een rol.

In andere gevallen gaat het om een fout bij de functie van de vorming van neurotransmitterblaasjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

6 verschillende soorten parkinsonisme

A
  • Vasculaire parkinsonisme
  • Postencefalitisch parkinsonisme
  • Parkinsonisme door medicamenten:
  • Parkinsonisme door intoxicatie
  • MSA(multipele systeematrofie)
  • CBD(corticobasale degeneratie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Vasculaire parkinsonisme

A

lacunaire infarctjes in de basale gangliën. -> schuivende pasjes en geen tremor, normale armzwaai. Geen respons op levodopa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Postencefalitisch parkinsonisme

A

(jaren) na een virusencefalitis kan parkinsonisme ontstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Parkinsonisme door medicamenten

A

Vooral medicijnen uit de psychofarmaca kunnen klachten doen veroorzaken. Het wordt voornamelijk veroorzaakt door blokkade van dopaminereceptoren(D2-receptoren). Goed respons levodopa

na het staken van de medicijnen verdwijnt parkinsonisme vaak weer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

6 soorten medicamenten die medicamenteus parkinsonisme veroorzaken

A

dopamine D2-blokkers:
haloperidol, chloorpromazine, metochlopramide, droperidol

Dopamine syntheseblokkers: alfa-methyldopa

Dopamineheropnameblokkers: reserpine en tetrabenazine

Antidepressiva(SSRI’s): fluoxetine, sertraline, paroxetine en venlafaxine

Calciumkanaalblokkers: flunarizine Dopamine D2-blokkers, cinnarizine

Anti-epileptica: valproïnezuur

20
Q

Parkinsonisme door intoxicatie

A

Na een CO-vergiftiging(schade basale gangliën door hypoxie), mangaan, kwik, cadmium .

21
Q

MSA(multipele systeematrofie)

A

gekenmerkt door combinatie Parkinson met stoornissen in het autonome ZS.

-> orthostatische hypotensie, verlies hart-ritmevariatie, verstoorde blaasfunctie.

Verminderd respons levodopa

22
Q

CBD(corticobasale degeneratie)

A

Snel progressieve verschijnselen. Zeer asymmetrische rigiditeit, gevoelsstoornissen, apraxie, vroege balansstoornissen, schokken(myoclonieën), dystonie(verkrampingen) en tremoren. Ledematen niet meer herkend als eigen.

23
Q

myoclonieën

A

schokken;
een korte, onvrijwillige samentrekking van een spier of groep spieren.

24
Q

diagnose ZvP of parkinsonisme

A

Klinische diagnose wordt gesteld op grond van anamnese en lichamelijk onderzoek.

Technische hulpmiddelen zijn te weinig specifiek(op CT en MRI zie je geen afwijkingen en op de SPECT kun je ZvP en parkinsonisme niet onderscheiden).

Aan het begin van de ziekte wordt de diagnose gesteld op 2 van de volgende symptomen:

rigiditeit, hypokinesie/traagheid, tremor of stoornissen in de houding.

25
4 soorten medicamenten voor behandeling ZvP
Anticholinergica levodopa dopamineagonisten dopamineafbraakremmers
26
anticholinergica; functie + 2 soorten
Anticholinergica (acetylcholine heeft tegengestelde werking dopamine en moet dus geremd worden) -trihexyfenidyl(artane)-> toegepast als tremoren sterk op de voorgrond staan -amantadine(symmetrel)-> oorspronkelijk antigriepmiddel, indirecte anticholinergica. Mildere bijwerkingen, beperkte perioden functioneel.
27
levodopa
voorstadium van dopamine dat wel de bloed-hersenbarrière passeert. Wordt in de hersenen omgezet in dopamine. -> vooral effect hypokinesie maar minder op tremoren en niet op houdingsstoornissen. -> vaak vaste combinatie van levodopa en carboxylaseremmer vanwege vermindering perifere bijwerkingen: sinemet en madopar
28
algemene bijwerkingen levodopa
Bijwerkingen zijn centraal(dyskinesieen, veroorzaakt door een te hoge dosering of in de loop van de jaren bij 66-75% v.d. mensen) en/of perifeer( misselijkheid, braken, ritmestoornissen, hypotensie) Na langdurig gebruik is de kans groot op psychiatrische complicaties(psychose, delier, verwardheid) en motorische complicaties: o responsfluctuaties o on-off-fluctuaties o ‘wearing-off’ o Peak-dose-dyskinesieen
29
4 perifere bijwerkingen levodopa
misselijkheid braken ritmestoornissen hypotensie
30
centrale bijwerking levodopa
Dyskinesieen, veroorzaakt door een te hoge dosering of in de loop van de jaren bij 66-75% v.d. mensen
31
Hoe uiten responsfluctuaties zich?
in de vorm van rigiditeit en hypokinesie of overbewegelijkheid.
32
on-off-fluctuaties
acute perioden van stijfheid en overbewegelijkheid wisselen af.
33
wearing-off
effect van levodopa minder effectief is en sneller is uitgewerkt.
34
Peak-dose-dyskinesieen
dyskinesieen in de vorm van chorea of athetose wanneer de concentratie van de medicijnen ’t hoogst is.
35
chorea
plotselinge rukkende bewegingen
36
athetose
langzame draaibewegingen
37
dopamineagonisten
Versterken werking dopamine in de synaps pramipexol(sifrol), ropinirol(requip) en apomorfine. -> sifrol en requip hebben een milder bijwerkingspatroon dan levodopa maar wel acute slaapaanvallen. apomorfine geeft verbetering van rigiditeit, tremor en on-off-fluctuaties, maar stimuleert ’t braakcentrum(vaak in combinatie met domperidon om dit te voorkomen)
38
2 soorten dopamineafbraakremmers
twee soorten afbraakremmers die worden gegeven in combinatie met levodopa omdat dopamine via twee routes wordt afgebroken. MAO-B remmers: selegiline(eldepryl) en rasageline(Azilect) COMT-remmers: entacapone(Comtan) en tolcapone(Tasmar)
39
2 MAO-remmers
selegiline(eldepryl) en rasageline(Azilect)
40
2 COMT-remmers
entacapone(Comtan) en tolcapone(Tasmar)
41
Vuistregel soort medicijn voor behandeling ZvP
Vaak wordt er begonnen met amantadine(symmetrel). Als dat niet meer werkt dan moet er een keus tussen levodopa(ernstige langdurige motorische complicaties) of een dopamineagonist(mindere langdurige complicaties, maar minder effectief en meer bijwerkingen). Vuistregel: <65 jaar dopamineagonist en >65 jaar levodopa.
42
functie Meerwaldtkaart
in kaart brengen van verminderde reacties op het medicijn
43
neurochirurgische behandeling ZvP
Neurochirurgische behandeling wordt overwogen als de medicamenteuze behandeling te kort schiet. D.m.v. deep brain stimulation(DBS) worden verschillende hersengebieden (nucleus subthalamicus (en als tremor op de voorgrond staat ook nog bilaterale thalamus)) gestimuleerd. stereotactisch apparaat dat d.m.v. een elektrode in de hersenen elektrisch stimuleert. Complicaties: infectie, bloeding(<2%), dysartrie, knipperende oogleden, tijdelijke verwardheid en cognitieve stoornissen.
44
neuropsychiatrische stoornissen bij parkinsonisme
* Psychose(25 % van de patienten), voorbode is levendig dromen(nachtmerries en hypnagoge hallucinaties). In het begin is vaak de realiteitszin wel intact, later achterdochtigheid en vijandigheid. * Dementie(60% v.d. patienten >80 jaar). Dementieel syndroom, apraxie en afasie minder op de voorgrond dan bij Alzheimers. * Depressie.
45
hypnagoge hallucinatie
Een hallucinatie die optreedt wanneer de patiënt in slaap begint te vallen (tijdens de overgang van waken naar slapen).
46
Punding
herhalend, doelloos gedrag waarbij geen sprake is van dwang
47
Dopaminedysregulatiesyndroom
Mensen met Parkinson die meer behoefte hebben aan dopaminerge medicatie(verslavingsproblematiek). Bij dopamineagonisten zie je voornamelijk verminderde impulscontrole, gokverslaving, internetverslaving en hyperseksualiteit.