H2.3.1 Cerebrale functies

Question 1

wat zijn hogere cerebrale functies(cognitieve functies)

Answer 1

functies die rol spelen bij gewaarworden, waarnemen en overdenken van de buitenwereld.

er zijn er 9

Question 2

bewustzijn

Answer 2

Mate van besef van jezelf en de omgeving.

Onderscheid in;
- helderheid(alertheid, neurologische zin)

• inhoud (waarneming en gedachten, psychiatrische zin)

Question 3

bewustzijnsdaling

Answer 3

Veranderingen in helderheid, waarbij diepte en duur belangrijk zijn.

diepte kun je meten in;

• Somna:
• Sopor:
• Coma

mate kun je meten in EMV

Question 4

somna

Answer 4

slaapachtige toestand. De patiënt is wekbaar en geeft dan adequate antwoorden

Question 5

sopor

Answer 5

patiënt reageert alleen op prikkels

Question 6

coma

Answer 6

patiënt reageert niet op pijnprikkels

Question 7

EMV

Answer 7

eyes, movement, verbal.
schaal om mate van bewustzijn te meten.

optimale score is 4-6-5

Question 8

orientatie

Answer 8

Het op de hoogte zijn van jezelf en de situatie in tijd, plaats en eigen persoon.

Stel vragen en doe testen om hier een idee over te krijgen.

Question 9

hoe kun je concentratie en aandacht testen?

Answer 9

door cijfers op monotone manier te zeggen tegen de patiënt ,met nadruk op de laatste. Patiënt moet 5-7 cijfers kunnen vertellen

Question 10

hoe blijkt er een stoornis te zijn in oordeels- en kritiekvermogen?

Answer 10

Uit onverzorgdheid, niet sociaal geaccepteerde houdingen(te familiaar) of gebrek aan ziektebesef.

Question 11

4 soorten afasie

Answer 11

1. Motorische afasie(expressieve).

Denk aan eerste stage, man bij t raam. Patiënt begrijpt wat je zegt maar hij kan niets terugzeggen of maar in een paar woorden(zoals ja en nee, deze kunnen omgekeerd worden).

2. Sensorische afasie(receptieve).

Nijenhof. Woorden hebben geen betekenis meer. Patiënt spreek wartaal. Dit is een stoornis in het centrum van Wernicke.

3. Amnestische afasie. Deze patiënten hebben ernstige woordvindingsproblemen. (mevr Beemdhof)
4. Gemengde afasie. Motorische en sensorische afasie. Patiënt dreigt in ernstig isolement te raken.

Question 12

dysartrie

Answer 12

stoornis in spraak

Question 13

apraxie

Answer 13

stoornis in handelen

Question 14

agnosie

Answer 14

het niet kunnen herkennen van zintuigelijke waarnemingen

Question 15

3 soorten agnosie

Answer 15

• Tactiele agnosie: voorwerpen niet op de tast herkennen
• Visuele agnosie: voorwerpen niet visueel kunnen herkennen
• Prosopagnosie: voor hen bekende personen niet kunnen herkennen

Question 16

neglect

Answer 16

onbewust niet waarnemen wat er aan één kant van het lichaam gebeurt.
het is een stoornis in de waarneming

Question 17

anosognosie

Answer 17

hierbij ontkent de patiënt dat er iets mis is met zijn verlamde lichaamshelft

Question 18

Posttraumatische amnesie(PTA)

Answer 18

de duur van de amnesie(PTA) is een mate voor de ernst van het schedelletsel.

Om dit te beoordelen kun je gebruik maken van de PTA-score lijst. 12 vragen goed of fout. Is er een stijgende lijn te zien? En zo niet waarom niet? 2x alles goed is einde van de PTA-score lijst.

Question 19

Amnestisch syndroom

Answer 19

gestoorde inprenting terwijl cognitieve functies wel intact zijn.

Question 20

syndroom van Korsakow

Answer 20

heeft de patiënt een amnestische syndroom, stoornissen in oriëntatie(tijd), en er is sprake van confabulaties waar de patiënt zich niet bewust van is. (bijvoorbeeld een brief lezen van een blanco vel)