H21 Traumazorg (Thema Bewustzijnsstoornissen) Flashcards

1
Q

Onderverdeling van trauma (2 typen)

A
  1. Monotrauma: geen afwijkingen in de fysiologie t.g.v. een letsel
  2. Polytrauma: afwijkingen in de fysiologie t.g.v. een letsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de tien stappen van het Advance Trauma Life Support (ATLS) principe?

A
  1. Initial assessment
  2. Preparation and triage
  3. Primary survey
  4. Resuscitation
  5. Adjuncts to primary survey and resuscitation
  6. Consider need for patient transfer
  7. Secondary survey
  8. Adjuncts to secondary survey
  9. Continued postresuscitation monitoring and re-evaluation
  10. Definitive care
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Primary and secondary survey

A
  • Primary survey: ABCDE-principe voor het opsporen en behandelen van levensbedreigende aandoeningen.
  • Secondary survey: volledig top-tot-teen onderzoek om letsels te behandelen die niet levensbedreigend waren en over het hoofd werden gezien in de acute fase.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Stap 2. ATLS Preparation and triage

A

Level 1 in staat om meervoudig ernstig gewonde patiënten te behandelen. In deze ziekenhuizen zijn alle voorzieningen hiervoor aanwezig.
Level 2 in staat om vitaal bedreigde patiënten te behandelen. In deze ziekenhuizen zijn echter niet alle voorzieningen (zoals neurochirurgie) aanwezig.
Level 3 in staat om geïsoleerde niet-levensbedreigende letsels te behandelen.

In level 1 ziekenhuis altijd meteen aanwezig: anesthesist, traumachirurg, SEH-arts en radioloog.

Overdracht voor aankomst bij het ziekenhuis altijd volgens SBARR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar staat SBARR voor?

A

Situation
Background
Assessment
Recommendation
Repeat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Stap 3. ATLS Primary survey

A

ABCDE-methodiek

Indicatie voor een endotracheale intubatie bij redenen om de luchtweg te beschermen. Dit is het geval bij een verminderd bewustzijn (EMV-score van 8 of lager), ernstig aangezichtsletsel, risico op aspiratie (bij een bloeding of braken) en bij een risico op obstructie (bij een uitbreidend hematoom, een hoorbare stridor en een fractuur van de larynx of trachea).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

The Big 5 van acuut levensbedreigende aandoeningen die in de primary survey niet gemist mogen worden.

A
  1. Spanningspneumothorax: er is sprake van een verhoogde druk in de aangedane zijde van de borstkas. Mediastinum naar contralaterale zijde. Infuusnaald plaatsen in de tweede intercostaalruimte midclaviculair over de bovenzijde van de rib zodat het teveel aan lucht kan ontsnappen.
  2. Open pneumothorax: er is sprake van een opening in de borstwand, waardoor lucht zich kan ophopen in de pleuraholte. Behandeling met occlusive dressing (pleister). Definitieve behandeling bestaat uit drainage van de thorax en herstel van de wond.
  3. Hematothorax: witte sluiering op de thoraxfoto wordt bij een traumapatiënt bloed in de thorax verwacht. Massale hematothorax kan worden herkend aan tachycardie, hypotensie, hypoxie en verminderd ademgeruis. Behandeling met bloedtransfusie en thoracotomie.
  4. Fladderthorax: meer dan twee ribben op meer dan twee plaatsen gebroken. Paradoxale ademhaling: thoraxwand kan niet meer uitzetten bij ademhaling, maar trekt naar binnen. Pijnlijke ademhaling kan voor hypoventilatie zorgen. Behandeling ondersteunend door toediening zuurstof en pijnbestrijding (evt. met positieve druk beademen).
  5. Harttamponade: er hoopt bloed op in het pericard na penetrerend letsel. Ventrikels kunnen niet meer uitzetten door de hoeveelheid vocht. Kan leiden tot verminderde pompfunctie van het hart en een obstructieve shock. Herkennen door zachte cortonen, hypotensie en uitgezette halsvenen. Behandeling na eco: vloeistofresuscitatie, pericardiocentese of een thoracotomie met operatief herstel. Systolische bloeddruk kan met meer dan 10 mmHg dalen tijdens de inademing (pulsus paradoxus).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Algemene verschijnselen van shock

A

De huid is vaak bleek, koud en klam door vasoconstrictie en sympathische activiteit. Er is meestal sprake van een tachycardie, tachypneu en een verminderde urineproductie. Verder gevorderd stadium hypotensie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Vijf vormen van shock

A
  1. Cardiogene shock: als de pompfunctie van het hart faalt. Koude, klamme huid, dyspnoe, orthopneu, drukkend gevoel op de borst, oedeem aan de benen en een verhoogde centraal veneuze druk
  2. Obstructieve shock: als de circulatie mechanisch wordt geblokkeerd. Kan in de bloedbaan, maar kan ook doordat vaten van buitenaf worden dichtgedrukt (bijv. spanningspneumothorax, harttamponade (vocht in het hartzakje) of dynamische hyperinflatie. Gestuwde halsvenen, dyspneu en pijn op de borst.
  3. Neurogene shock: als er een verstoring van de innervatie van de systemische bloedvaten is. Vasoconstrictie kan niet meer optreden en de bloedvaten gaan wijd open staan waardoor de bloeddruk dramatisch daalt (t.g.v. ruggenmergletsel).
  4. Septische shock: als gevolg van systemische verspreiding van een pathogeen.
  5. Hypovolemische shock: als er een tekort aan effectief circulerend volume is. Tekort aan zuurstof wordt gecompenseerd door verbeterde zuurstofopname uit het bloed. Zolang dit lukt = gecompenseerde fase. Als het tekortschiet = anaerobe verbranding = gedecompenseerde fase. Bij trauma vaak door massale bloeding (hemorragische shock). Bleekheid, koude en klamme huid, vertraagde capillary refill, ingevallen venen en een klein verschil tussen de diastolische en systolische bloeddruk. In het begin vaak een alkalose, daarna acidose.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoeveel liter bloed kan je verliezen bij een tibiafractuur, femurfractuur en een bekkenfractuur?

A
  • Tibiafractuur 750 mL
  • Femurfractuur 1000 mL
  • Bekkenfractuur 2000 mL
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is packing?

A

Een wond opstoppen met behulp van hemostatisch gaas.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hersenbloedingen herkennen op de CT-scan

A

Subdurale bloeding is te herkennen aan zijn sikkelvormige aspect op de CT-scan (veneuze bloeding).
Epidurale bloeding is te herkennen aan zijn lensvormige aspect op de CT-scan (arteriële bloeding; they talk and die)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Stap 5. ATLS Adjuncts to primary survey and resuscitation

A

Aanvullend onderzoek inzetten om ernstige verwondingen die tijdens de primary survey nog niet zijn gevonden en/of verholpen. Denk aan X-thorax, X-bekken en echografie (eFAST). Op indicatie kan ook een CT van de cervicale wervelkolom, een CT van het hele lichaam en/of een ECG worden gemaakt.

Volgens ABC dus beginnen met X-thorax, dan X-bekken en vervolgens de echo.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar wordt naar gekeken bij de eFAST?

A
  • Vrij vocht intraperitoneaal
  • Aanwezigheid van pericardvocht
  • Aanwezigheid van een pneumothorax
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Stap 7. ATLS Secondary survey

A

Op zoek naar niet-levensbedreigende aandoeningen. Binnen 24 uur worden werkdiagnosen opgesteld en wordt verdere invalidering voorkomen.

  1. Hoofd/aangezicht (CT-hersenen)
  2. CWK (CT-CWK)
  3. Thorax
  4. Abdomen en bekken
  5. Rug en perineum
  6. Extremiteiten

Op indicatie kan een total body CT-scan worden gemaakt (indien patiënt ABC-stabiel is en een major trauma heeft en/of meervoudig gewond is).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een longcontusie?

A

Een bloeding in het longparenchym, waardoor hypoxie optreedt. Dynamisch en verergert vaak in 24 tot 48 uur. Risico op ARDS Acute Respiratory Distress Syndrome.

Longcontusie geeft een vlekkerig beeld en een hematothorax een grijze waas over de thorax.

17
Q

Wat wijst er op een aortaruptuur?

A

Een verwijd mediastinum en verlies van de aortacontour. CT-angiografie geïndiceerd > blush van contrast op de plek van een actieve bloeding of een aortadissectie.

18
Q

Hoe kan je een hartcontusie vaststellen?

A

Komt vaak voor bij een grote inwerkende kracht. Kan je alleen vaststellen door een ECG te maken.

19
Q

Wanneer moet je bedacht zijn op tracheabronchiaal letsel?

A

Bij een grote hoeveelheid subcutaan emfyseem (onderhuidse lucht) en een pneumomediastinum.

20
Q

Checklist voor het beoordelen van het bekken

A
  1. Technische factoren (belichting, rotatie, bewegingsonscherpte)
  2. Bekkenring (symmetrisch, gelijkmatig)
  3. Symfyse (diastase van > 1 cm)
  4. Benige structuren (onderbreking van de cortex, dislocatie)
  5. Indirecte aanwijzingen voor een fractuur (lijn van Shenton)
  6. Neuroforamina (symmetrische boogjes, cortex intact)
  7. Lumbale wervelkolom (LWK)
  8. Weke delen (corpus alienum, darmgasverdeling)
21
Q

Waardoor wordt de lijn van Shenton gevormd?

A

Door de boog van de onderrand van de ramus superior van het os pubis en de mediale boog van de metafyse van het femur.

Deze lijn gebroken duidt op dysplasie, subluxatie, luxatie of een fractuur van de femurkop.

22
Q

Drie traumamechanismen die een bekkenfractuur kunnen veroorzaken:

A
  1. Anterieure-posterieure compressie: kracht van voor naar achter of andersom. Kenmerken zijn diastase van de symfyse en de SI-gewrichten (‘open boek fractuur’)
  2. Laterale compressie: kracht komt van opzij. Kenmerken endorotatie van de getroffen ipsilaterale hemipelvis met een sacrale impressiefractuur en exorotatie van de contralaterale hemipelvis. Ook altijd een fractuur van de rami pubis en diastase van de SI-gewrichten.
  3. Vertical shear: kracht gaan van onder naar boven. Kenmerken van VS zijn craniale verplaatsing van een hemipelvis, met diastase van het ipsilaterale SI-gewricht. De verticale fractuur van de rami ossis pubis is meestal ipsilateraal.
23
Q

Hoeveel procent van de patiënten met een bekkenfractuur hebben ook een blaasruptuur?

A

10% van de patiënten. Om te onderzoeken een retrograad urethrogram maken (RUG).

24
Q

Drie pijlers in de behandeling van bloedverlies

A
  1. Het stoppen van bloedingen
  2. Het herstellen van het circulerende bloedvolume door toediening van bloedproducten
  3. Het corrigeren van traumatische coagulopathie
25
Q

Wat is de dodelijke trias?

A
  1. Hypothermie
  2. Coagulopathie
  3. Lactaatacidose
26
Q

Wanneer is damage control surgery geïndiceerd?

A
  • Een pH lager dan 7.30
  • Lichaamstemperatuur onder de 35 graden Celsius
  • Protrombinetijd minder dan 16 seconden
  • Geactiveerde partiële tromboplastinetijd minder dan 50 seconden
27
Q

Wat zijn de vier stadia binnen damage control surgery?

A
  1. Het onder controle krijgen van de bloeding en/of de contaminatie met darminhoud beperken. Deze operatie duurt maximaal 60 - 90 minuten.
  2. Gelijktijdig resusciteren
  3. Het abdomen tijdelijk afsluiten (dit kan ook met een plastic zak)
  4. Wanneer de fysiologische conditie van de patiënt is hersteld, een definitieve chirurgische afhandeling
28
Q

Top 10 meest voorkomende ongevallen in NL

A
  1. Val overig
  2. Val van hoogte
  3. Fietsongeval
  4. Arbeidsongeval
  5. Voetbalblessure
  6. Ongeval met motor
  7. Ongeval met brommer of scooter
  8. Geweldpleging
  9. Ongeval met personenauto
  10. Beknelling, privé (bijvoorbeeld vinger tussen de deur)
29
Q

Wat zijn het LIS en LLM?

A

LIS is Letsel Informatie Systeem. Het LLM is het letsellastmodel waarmee de kosten van letsel kunnen worden berekend en de letsellast kan worden berekend.

30
Q

Meest voorkomende doodsoorzaken op de OK

A
  1. Bloedingen (82%)
  2. Inklemming (14%)
  3. Luchtembolie (2%)
31
Q

Meest voorkomende doodsoorzaken in leeftijdscategorie 1 - 46 jaar

A
  1. Schedel- en hersenletsels (50%)
  2. Bloedingen (30%)
  3. Sepsis (5%)
32
Q

Grootschalig incident

A

Een situatie waarbij de medische behoefte de beschikbare capaciteit overschrijdt, maar de situatie door middel van herverdeling van mensen en middelen weer wordt opgelost.

33
Q

Ramp

A

Een situatie waarbij de beschikbare capaciteit nooit aan de medische behoefte zal voldoen.

34
Q

Ziekenhuis-rampenopvangplan (ZiROP)

A

Hoe gaat een ziekenhuis opschalen wanneer een ramp plaatsvindt. Dit is verplicht. Bij het opschalen is voorbereiding en planning in combinatie met goede leiding en coördinatie nodig.