H23 Kortdurende bewustzijnsstoornissen (Thema Bewustzijnsstoornissen) Flashcards

1
Q

Wegraking of TLOC transient loss of consciousness

A

Kortdurend bewustzijnsverlies dat vanzelf voorbij gaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Syncope

A

Ontstaat vaak in drukke of warme ruimte of bij een ziekenhuis ingreep. Als de patiënt het voelt aankomen pleit dit voor syncope. Iemand valt vaak slap. Spiertrekkingen kunnen voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Pleit voor syncope

A
  • Tijdens lang zitten of staan
  • Zweten voor wegraking
  • Misselijkheid
  • Erg bleek zien
  • Bijna wegrakingen in anamnese
  • Minder dan 10 schokken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Pleit voor epilepsie

A
  • Laterale tongbeet
  • Wegdraaien hoofd
  • Spierpijn
  • Lang verward na wegraking
  • Wegraking > 5 minuten
  • Meer dan 20 schokken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Reflexsyncope

A

Plotseling dalende bloeddruk of vertraging van het hartritme door een reactie op een externe prikkel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vasovagale syncope (flauwvallen)

A

Door bijvoorbeeld heftige emoties of het zien van bloed. Slap, misselijk en klam waarna iemand langzaam ineenzakt. Kan gepaard gaan met een paar schokken of incontinentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Postmictiesyndroom

A

Mannen. Na het plassen bewustzijnsverlies. Vaak na hoge alcoholinname. Advies: zittend plassen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoestsyncope

A

Afname in de veneuze toevoer naar het hart bij een verhoging van de intrathoracale druk bij bijv. hoesten of niezen. Hierdoor HMV en een wegraking optreden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Orthostatische hypotensie

A

Duizeligheid en een licht gevoel in het hoofd kort na opstaan uit een stoel. Als de systolische bloeddruk meer dan 20 mmHg daalt bij opstaan of de diastolische druk meer dan 10 mmHg en de patiënt krijgt klachten is diagnose bevestigd.

Medicatiegebruik (diuretica, antihypertensiva of antidepressiva)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Breath holding spells

A

Kinderen tussen de zes maanden en vier jaar stoppen soms met ademhaling bij schrikken, emoties of woede. Loopt blauw aan en reageert nergens meer op. Soms ogen wegdraaien of schokken. Gaan vanzelf weer over.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Sinus carotis syndroom

A

Door bijvoorbeeld massage of scheren leiden tot een bradycardie en wegraking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Cardiale oorzaken wegraking tijdens inspanning

A

Ischemie, aortastenose of lange QT-syndroom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Secundair gegeneraliseerd epileptisch insult

A

Gegeneraliseerde tonisch-klonisch insulten kunnen leiden tot een bewustzijnsdaling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

TIA of migraine

A

Wegraking bij een TIA in het stroomgebied van de a. basilaris kan voorafgegaan worden door dubbelzien, ataxie of dysartrie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hypoglykemie

A

DM patiënten. Voelen aanval aankomen door klamheid, zweten en soms een hongergevoel. Kan leiden tot een epileptische aanval.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hartritmestoornissen zoals sick-sinus syndrome

A

Leiden tot een tekortschieting in het HMV. Meestal korter dan 5 minuten en worden voorafgegaan door een licht gevoel in het hoofd met hartkloppingen. Aanvallen beginnen en eindigen acuut. Soms polyurie na een SVT (supraventriculaire tachycardie).

17
Q

Adams-stokes aanvallen

A

Patiënt ziet eerst bleek, dan rood en dan valt de pols even weg.

18
Q

Primair gegeneraliseerd epileptisch insult

A

Plotseling bewustzijnsverlies zonder prodromen. Tijdens wegraking zijn er schokken.

19
Q

Wanneer spreken we van epilepsie?

A
  • Twee of meer niet-acuut symptomatische aanvallen met een interval van meer dan 24 uur
  • Eén niet-acuut symptomatische aanval met een hoog herhalingsrisico
  • Een epilepsiesyndroom
20
Q

Wat zijn gelegenheidsinsulten?

A

Epileptische aanvallen die zijn uitgelokt door:
* Zeer forse slaapdeprivatie (> 36 uur)
* Alcoholonthouding na alcoholabusus
* Lichtflitsprikkeling
* Intoxicaties

21
Q

EEG in het vaststellen van epilepsie

A

Een normaal EEG sluit epilepsie niet uit en de diagnose moet primair worden gesteld op basis van de soort aanvallen die gezien worden.

22
Q

Hitteberoerte

A

Oververhitting van het lichaam leidt tot niet meer goed functioneren van de hersenen. Hoge omgevingstemperatuur en/of lichamelijke inspanning.

Kan ernstige complicaties geven: nierfalen, leverfalen, shock en diffuse intravasale stolling (DIS).

Opvang: vullen met gekoeld NaCl, uitkleden en bekleden met natte doeken (polsen, hals en de liezen).

Lab: Creatinine-kinase (rhabdomyolyse uitsluiten > nierfalen.
Bloedgas incl. lactaat, leverwaarden, elektrolyten en stollingstijden.

Opname IC geïndiceerd.

23
Q

Subduraal empyeem

A

Ophoping van pus tussen het dura mater en het arachnoidea. Lijken op meningitis (koorts, epileptische aanvallen, braken, neurologische uitval en bewustzijnsdaling).

Behandeling met drainage en AB toediening.