H24 SEM 2 Flashcards
1
Q
importeren / exporteren
A
importer / exporter
2
Q
een factuur
A
une facture
3
Q
een cliënteel
A
une clientèle
4
Q
de concurrentie
A
la concurrence
5
Q
een inventaris
A
un inventaire
6
Q
de handel
A
le commerce
7
Q
een handelaar
A
un commerçant(e)
8
Q
een koopster
A
une acheteuse
9
Q
ee, kassier(ster)
A
un cAIssier (ière vrouwelijk)
10
Q
een ontvangstbewijs
A
un reçu
11
Q
een contract
A
UN CONTRAT
12
Q
de publiciteit
A
la publicité
13
Q
een prospectus
A
un prospectus
14
Q
een deficit, een tekort
A
un déficit
15
Q
een accountant
A
un export-comptable
16
Q
de boekhouding
A
LA comptabilité
17
Q
een beheerder
A
un gérant
18
Q
de index, het indexcijfer
A
l’index / l’indice (F)
19
Q
een salaris
A
un salaire
20
Q
een premie
A
une PRIME
21
Q
een balans
A
un bilan
22
Q
in ruil voor
A
en échange d’
23
Q
een inkomen
A
un revenu
24
Q
uitgaven
A
LA dépenses
25
geruïneerd
ruinés
26
schulden !
de dettes (F)
27
zich te verrijken
s'enrichir
28
contant
comptant
29
de betaling
le paiement
30
gespaard
épargné (économisé)
31
bezuinigen
économiser ( épargner)
32
zuinig
économique
33
met pensioen
à la retraite (retraité)
34
bronnen van inkomsten
ressources (F) (moyens d'existence)
35
profiteert van !
profite de (jouit de)
36
de gepensioneerden !
les retraites (les pensionnés)
37
de winst
le profit (le bénéfice)
38
een stijging
UNE augmentation (UNE hausse)
39
is gedaald / is gestegen
a baissé / a augmenté
40
vastgesteld
fixés (déterminés)
41
overschrijden
dépasser
42
verzekerd !
assurée
43
omnium - allrisk
tous risques (un risque)
44
de bevoorrading !
l'approvisionnement (le ravitaillement)
45
voorraad, provisie
provisions
46
opzij
en réserve (de côté, en stock)
47
het fonds
le fonds
48
Hhandelsreiziger
voyageur de commerce
49
verplaatsingskosten
frais de déplacement
50
verkrijgen
se procurer (obtenir, trouver)
51
voordelig
avantageux
52
met verlies
à perte (F)
53
een vennoot
un associé
54
verrijkt
enrichi
55
renten
LA rentes
56
welvaart
prospérité
57
de spaarkas !
la caisse d'épargne
58
handelsbalans
La balance commerciale
59
overschotten
le surplus (le excédents)
