H3 Flashcards

(41 cards)

1
Q

Wat zijn de bouwstenen van proteïnen?

A

α-aminozuren

α-aminozuren zijn de basisbouwstenen van eiwitten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke functie hebben enzymen in het lichaam?

A

Biologische katalysatoren

Enzymen versnellen chemische reacties in het lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn defensieve proteïnen?

A

Antilichamen

Defensieve proteïnen worden geproduceerd als reactie op antigenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de rol van transportproteïnen?

A

Dragen materiaal van de ene naar de andere plaats in het lichaam

Voorbeelden zijn hemoglobine en myoglobine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn structurele proteïnen?

A

Zij verschaffen mechanische steun

Voorbeelden zijn collageen en keratine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn bewegingsproteïnen?

A

Actine en myosine

Deze proteïnen zijn essentieel voor spierbeweging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn nutriëntproteïnen?

A

Bijvoorbeeld ei-albumine en caseïne

Deze proteïnen dienen als aminozuren voor embryo’s of kleine kinderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoeveel verschillende α-aminozuren bestaan er?

A

Twintig

Deze aminozuren zijn genetisch ingebouwd in eiwitten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een peptidebinding?

A

Een amidebinding tussen de α-carbonzuurgroep van één aminozuur en de α-aminogroep van een ander

Peptidebindingen vormen de basis van polypeptideketens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de primaire structuur van een eiwit?

A

De volgorde van de aminozuren in de keten

De primaire structuur bepaalt hoe het eiwit vouwt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de vier niveaus van proteïnestructuur?

A
  1. Primaire structuur
  2. Secundaire structuur
  3. Tertiaire structuur
  4. Quaternaire structuur

Deze niveaus beschrijven de organisatie van eiwitten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat beschrijft de secundaire structuur van eiwitten?

A

Lokale, repetitieve conformaties van de keten

Dit omvat structuren zoals α-helix en β-vouwblad.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de tertiaire structuur van een eiwit?

A

De driedimensionale structuur van het gehele eiwit

Dit niveau van structuur is cruciaal voor de functie van het eiwit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de quaternaire structuur van een eiwit?

A

Superstructuur van twee of meer (nagenoeg) identieke eiwitketens

Dit niveau is belangrijk voor eiwitten die uit meerdere subeenheden bestaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het verschil tussen het N-terminaal en C-terminaal aminozuur in een peptideketen?

A

N-terminaal: vrije aminogroep; C-terminaal: vrije carboxylgroep

Dit bepaalt de richting van de peptideketen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat bepaalt de primaire structuur van een eiwit?

A

De lineaire reeks van aminozuren

Een verandering in een enkel aminozuur kan de functie beïnvloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn de twee soorten secundaire structuren?

A

α-helix en β-vouwblad

Deze structuren zijn belangrijk voor de stabiliteit van eiwitten.

18
Q

Wat is de rol van disulfidebindingen in eiwitten?

A

Verbinding van verschillende polypeptideketens

Dit versterkt de structuur van eiwitten.

19
Q

Wat minimaliseert de sterische hinder tussen de zijgroepen van de aminozuren?

A

De interactie tussen C=O en H-N groepen

Dit verwijst naar de ruimtelijke indeling van aminozuren in eiwitten.

20
Q

Wat stabiliseert de α-helix structuur?

A

Waterstofbruggen

Deze bruggen zijn evenwijdig aan de as van de schroef.

21
Q

Welke proteïnen bestaan volledig uit α-helix?

A

α-keratinen

Dit zijn structurele proteïnen.

22
Q

Wat is de structuur van een β-vouwblad?

A

Gestrekte, zig-zag structuur

De zijgroepen steken naar boven en naar onder.

23
Q

Hoe worden parallele ketens in een β-vouwblad gestabiliseerd?

A

Door waterstofbruggen tussen C=O en H-N groepen

Deze bruggen liggen loodrecht op de lengteas van het vouwblad.

24
Q

Noem de vier soorten interacties die bijdragen aan de tertiaire structuur.

A
  • Waterstofbruggen
  • Ion-ion interacties
  • Dipool interacties
  • Hydrofobe interacties
  • Disulfidebindingen

Deze interacties maximaliseren aantrekkingskrachten.

25
Wat zijn de twee belangrijke tertiaire structuren van eiwitten?
* Bolvorm * Vezel ## Footnote Bolvormige eiwitten zijn meestal oplosbaar in cytoplasma, terwijl vezelachtige eiwitten vaak structureel zijn.
26
Hoe vormt een superhelix in α-keratine?
Twee α-helices ## Footnote Dit leidt tot een structuur die verder kan samenvoegen tot protofilamenten.
27
Wat is de basisstructuur van een zijdevezel?
Een β-vouwblad van repetitieve aminozuren ## Footnote De structuur verklaart de grote sterkte van zijde.
28
Wat is de quaternaire structuur van eiwitten?
Proteïnen die uit meer dan één peptide bestaan ## Footnote De subeenheden kunnen identiek zijn of verschillen.
29
Wat houdt de quaternaire structuur bij elkaar?
Aantrekkingskrachten tussen R groepen ## Footnote Dit omvat van der Waalskrachten, waterstofbruggen, ionische bruggen en disulfidebruggen.
30
Wat is de functie van hemoglobine?
Transport van zuurstof van de longen naar de weefsels ## Footnote Hemoglobine bestaat uit vier peptiden.
31
Wat is het verschil tussen foetaal en maternale hemoglobine?
Foetaal hemoglobine heeft een grotere affiniteit voor zuurstof ## Footnote Dit bevordert de zuurstofoverdracht van moeder naar foetus.
32
Wat is de rol van myoglobine?
Opslag van zuurstof in de skeletspieren ## Footnote Myoglobine heeft een grotere affiniteit voor zuurstof dan hemoglobine.
33
Wat zijn essentiële aminozuren?
Aminozuren die via voeding moeten worden verkregen ## Footnote Niet-essentiële aminozuren kunnen door het lichaam worden gesynthetiseerd.
34
Wat is denaturatie van eiwitten?
Verlies van functionaliteit door verandering van de 3D structuur ## Footnote Dit kan worden veroorzaakt door verstoring van intermoleculaire en intramoleculaire interacties.
35
Noem enkele denaturerende factoren.
* Temperatuur * pH * Organische solventen * Detergenten * Zware metalen * Mechanische spanning ## Footnote Deze factoren kunnen leiden tot verandering van de eiwitstructuur.
36
Wat gebeurt er bij hogere temperaturen in een waterige eiwitoplossing?
Zwakke interacties worden verbroken en moleculaire beweging neemt toe ## Footnote Dit resulteert in een verandering van de 3D vorm.
37
Hoe beïnvloedt pH de structuur van eiwitten?
Verandering van lading beïnvloedt intramoleculaire interacties ## Footnote Dit kan leiden tot neerslaan van eiwit, zoals in melk bij toevoeging van zuur.
38
Wat gebeurt er bij de toevoeging van apolaire solventen aan eiwitten?
Polaire interacties met water worden verstoord ## Footnote Dit leidt tot verandering van de 3D structuur en verlies van functionaliteit.
39
Wat is het effect van zware metalen op eiwitten?
Vormen ligand-metaal bindingen met negatief geladen groepen ## Footnote Dit resulteert in verandering van de 3D structuur en verlies van functie.
40
Wat is een tetrapeptide?
Een peptide dat bestaat uit 4 aminozuren ## Footnote Bijvoorbeeld Ala-Tyr-Asp-Gly.
41
Wat wordt vermoedelijk veranderd onder invloed van een pH verandering?
De 3D structuur van een eiwit ## Footnote Dit kan leiden tot denaturatie.