H5

Question 1

Wat is energie?

Answer 1

Energie is de capaciteit om arbeid te verrichten.

Question 2

Wat is een thermodynamisch systeem?

Answer 2

Een thermodynamisch systeem is het deel van het universum waarin we geïnteresseerd zijn.

Question 3

Wat kenmerkt een open systeem?

Answer 3

In een open systeem kan zowel materie als energie worden uitgewisseld met de omgeving.

Question 4

Wat kenmerkt een gesloten systeem?

Answer 4

In een gesloten systeem kan wel energie, maar geen materie worden uitgewisseld.

Question 5

Wat is een geïsoleerd systeem?

Answer 5

In een geïsoleerd systeem kan noch energie, noch materie worden uitgewisseld.

Question 6

Wat zegt de Eerste Wet van de Thermodynamica?

Answer 6

Energie kan niet gecreëerd of vernietigd worden, enkel verplaatst of getransfereerd.

Question 7

Hoe wordt energie uitgedrukt?

Answer 7

Energie wordt uitgedrukt in Joule (J) of calorie (1 cal = 4,184 J).

Question 8

Wat is potentiële energie?

Answer 8

Potentiële energie is opgeslagen energie.

Question 9

Wat is kinetische energie?

Answer 9

Kinetische energie is bewegingsenergie.

Question 10

Wat is arbeid?

Answer 10

Arbeid is de mogelijkheid om een gewicht op te tillen tegen de zwaartekracht.

Question 11

Noem twee soorten arbeid.

Answer 11

• Expansieve arbeid
• Niet-expansieve of extra arbeid

Question 12

Hoe wordt energie overgedragen in de vorm van warmte?

Answer 12

Bij warmte bewegen de moleculen chaotisch ten opzichte van elkaar.

Question 13

Wat zegt de Tweede Wet van de Thermodynamica?

Answer 13

Enkel die processen zijn spontaan waarbij de hoeveelheid entropie toeneemt.

Question 14

Wat is entropie?

Answer 14

Entropie is de relatieve hoeveelheid wanorde.

Question 15

Wat wordt als negatief beschouwd in termen van energieuitwisseling?

Answer 15

Energie die het systeem verlaat naar de omgeving.

Question 16

Wat is de Gibbs vrije energie?

Answer 16

De verandering van de Gibbs vrije energie (ΔG) bij een reactie.

Question 17

Wat is ATP?

Answer 17

ATP is de universele energetische munteenheid van cellen.

Question 18

Wat zijn de componenten van ATP?

Answer 18

• Suiker ribose
• Stikstof-houdende base adenine
• Drie fosfaatgroepen

Question 19

Wat gebeurt er bij de hydrolyse van ATP?

Answer 19

Energie komt vrij.

Question 20

Wat is de ATP cyclus?

Answer 20

Voortdurende afbraak en heropbouw van ATP.

Question 21

Waarom is ATP een efficiënte energiedrager?

Answer 21

Door de relatieve instabiliteit van ATP.

Question 22

Wat is een gekoppelde reactie?

Answer 22

Een reactie die gekoppeld is aan de hydrolyse van ATP om exergonisch te zijn.

Question 23

Wat is de rol van chloroplasten in de biosfeer?

Answer 23

Chloroplasten nemen zonne-energie op en zetten dit om in koolhydraten.

Question 24

Wat is anabolisme?

Answer 24

Anabolisme is het opbouwen van complexe verbindingen uit eenvoudiger moleculen.

Question 25

Wat is katabolisme?

Answer 25

Katabolisme is het afbreken van complexe verbindingen.

Question 26

Wat is de functie van mitochondriën?

Answer 26

De afbraak van koolhydraten en het maken van ATP moleculen. ## Footnote Mitochondriën zijn de energiecentrales van de cel.

Question 27

Wat is anabolisme?

Answer 27

Het opbouwen van complexe verbindingen uit eenvoudigere moleculen.

Question 28

Wat is katabolisme?

Answer 28

Het afbreken van complexe verbindingen tot eenvoudigere moleculen.

Question 29

Hoe wordt de cel beschreven als een metastabiel systeem?

Answer 29

Door een continue toevoer van energie en materie is noodzakelijk.

Question 30

Wat betekent autotrofie?

Answer 30

Organismen die energie halen uit anorganische verbindingen of licht.

Question 31

Geef een voorbeeld van autotrofie.

Answer 31

Planten en bacteriën.

Question 32

Wat is heterotrofie?

Answer 32

Organismen die energie halen uit complexe organische verbindingen.

Question 33

Wat zijn metabolische routes?

Answer 33

Georganiseerde, goed gestructureerde reeksen van opeenvolgende reacties.

Question 34

Wat is steady state in de cel?

Answer 34

Alle concentraties zijn min of meer constant.

Question 35

Wat betekent exergonisch?

Answer 35

De totale reactiereeks is exergonisch als ΔG < 0.

Question 36

Wat is de reactiesnelheid?

Answer 36

De snelheid waarmee reactanten in producten worden omgezet.

Question 37

Wat zijn enzymen?

Answer 37

Proteïne moleculen die als organische katalysatoren fungeren.

Question 38

Wat zijn substraten?

Answer 38

De reactant moleculen waarop de enzymen werken.

Question 39

Wat is de rol van een katalysator?

Answer 39

De katalysator verlaagt de activeringsenergie van de reactie.

Question 40

Wat zijn de twee soorten massatransport?

Answer 40

Passief transport en actief transport.

Question 41

Wat is passief transport?

Answer 41

Beweging van moleculen van hoge naar lage concentratie zonder energieverbruik.

Question 42

Wat is gefaciliteerde diffusie?

Answer 42

Transport van een ion of molecuul door een membraan met behulp van een transportproteïne.

Question 43

Wat is osmose?

Answer 43

Transport van water door een semi-permeabel membraan van lage naar hoge concentratie aan opgeloste stof.

Question 44

Wat is een hypotonische oplossing?

Answer 44

De osmotische druk is lager in een oplossing dan in het cytoplasma.

Question 45

Wat is het effect van een hypertonische oplossing op cellen?

Answer 45

Cellen zullen water afgeven.

Question 46

Wat is actief transport?

Answer 46

Beweging van moleculen van lage naar hoge concentratie, vereist energie (ATP).

Question 47

Wat is de werking van de Na/K pomp?

Answer 47

Pompt 3 Na+ uit de cel en 2 K+ in de cel per ATP-cyclus.

Question 48

Wat is de rol van ATP in het cellulaire metabolisme?

Answer 48

Het vrijzetten van vrije energie bij de hydrolyse van ATP warmt de omgeving op. ## Footnote ATP (adenosinetrifosfaat) is essentieel voor energietransfers in cellen.

Question 49

Wat is actief transport?

Answer 49

Het vergt energie, meestal in de vorm van ATP, om stoffen tegen hun concentratiegradiënt te verplaatsen.

Question 50

Wat is de werking van de Na/K pomp?

Answer 50

Het pompt 3 Na+ de cel uit en 2 K+ de cel in, wat zorgt voor een potentiaalverschil over het membraan.

Question 51

Wat zijn de twee types bulk transport?

Answer 51

Exocytose en endocytose.

Question 52

Wat is exocytose?

Answer 52

Het transport van macromoleculen uit een cel in een vesikel.

Question 53

Wat is endocytose?

Answer 53

De opname van macromoleculen in een cel via vesikelvorming.

Question 54

Wat omvat fagocytose?

Answer 54

De opname van grote deeltjes zoals voedseldeeltjes of een andere cel.

Question 55

Wat is pinocytose?

Answer 55

Wanneer vesikels vormen rond een vloeistof of rond zeer kleine deeltjes.

Question 56

Wat is receptor-gemedieerde endocytose?

Answer 56

Wanneer specifieke moleculen binden aan receptoren op het plasmamembraan, wat selectiever en efficiënter is dan pinocytose.

Question 57

Wat stelt de eerste wet van de thermodynamica?

Answer 57

Materie kan nooit gecreëerd of vernietigd worden; energie wordt behouden in alle processen.

Question 58

Wat verhoogt een enzym?

Answer 58

De snelheid van een metabole reactie door de activeringsenergie te verlagen.

Question 59

Wat is een endergonische reactie?

Answer 59

Een reactie die energie vereist om te verlopen.

Question 60

Wat karakteriseert bacteriën die in warme bronnen leven?

Answer 60

Hun enzymen zijn warmtebestendig.

Question 61

Wat betekent het dat organismen open systemen zijn?

Answer 61

Hun metabolisme is niet geïsoleerd van de omgeving; ze moeten energie krijgen van hun omgeving.

Question 62

Wat zorgt voor de vorming van een gefosforyleerd intermediair?

Answer 62

De vrije energie van ATP wordt gekoppeld aan een endergonisch proces.

Question 63

Hoe kan sucrase de reactie van sucrose tot glucose en fructose katalyseren?

Answer 63

Door de temperatuur van het systeem te verhogen.

Question 64

Wat gebeurt er als de concentratie van sucrose laag is en die van glucose en fructose hoog?

Answer 64

Dit kan sucrase helpen om sucrose te synthetiseren.

Question 65

Hoe kan je het enzym selectief denatureren?

Answer 65

Door de pH te veranderen.

Question 66

Vul in: Actief en passief transport is beperkt tot _______.

Answer 66

kleine moleculen.