H3 Omgeving van organisaties Flashcards

1
Q

Twee manieren waarom de externe omgeving voor een organisatie belangrijk is:

A
  1. De afzetmarkt van producten en diensten.
  2. Hulpbronnen betrekken om die producten en diensten voort te brengen.

(De externe omgeving is dus zowel afzet- als inkoopkracht)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De externe omgeving kan worden opgedeeld in:

A
  • Een meso-omgeving

- Een macro-omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De meso-omgeving bestaat uit…

A

een bedrijfstak en ondernemingen die daar direct of indirect op inwerken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Factoren van directe en indirecte invloed binnen de meso-omgeving:

A
  • Directe invloed: leveranciers en afnemers

- Indirecte invloed: toetreders en substituten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarin worden de factoren die de hevigheid van de concurrentie in een bedrijfstak bepalen, weergegeven?

A

In de vijfkrachtenmodel van Porter.

Zie blz. 65 figuur 3.1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welk inzicht wordt volgens Porter verkregen als het vijfkrachtenmodel op een juiste manier wordt toegepast?

A

Het toepassen van het vijfkrachtenmodel van Porter geeft inzicht in de structurele winstgevendheid en (daarmee) aantrekkelijkheid van een bedrijfstak (nu en in de toekomst). Dit inzicht kan worden gebruikt bij het ontwikkelen van strategische alternatieven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Het vijfkrachtenmodel van Porter (1980, 2008):

A

Mogelijke toetreders > Concurrenten/rivaliteit < Substituten

Leveranciers > Concurrenten/rivaliteit < Afnemers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Tot welke theorie kan het vijfkrachtenmodel van Porter worden beschouwd?

A

Het vijfkrachtenmodel is een descriptief model. Met het model kunnen de verschillende krachten die bepalend zijn voor de mate van concurrentie op een systematische manier in kaart worden gebracht (= beschreven).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Factoren die de rivaliteit tussen bestaande concurrenten beïnvloeden (voorbeelden in supermarktland, dierenartsen):

A
  • De verhouding tussen vraag en aanbod: meer aanbod dan vraag? Of vraag en aanbod is min of meer in evenwicht?
  • Groei in de markt: hoge marktgroei, meer inspanning en meer kansen.
  • Door vaste productiekosten en in bepaalde markten maximaal benutten van capaciteit, is de neiging tot prijsdalingen.
  • Mate van differentiatie in de bedrijfstak: als het niet goed mogelijk is het eigen aanbod te laten verschillen van dat van de concurrenten, is de concurrentie vaak hevig en wordt ze uitgevochten op prijs.
  • Hoge uittredingsdrempels: bijvoorbeeld door hoge niet-overdraagbare investeringen, waardoor uittreding gepaard gaat met onaanvaardbaar hoge afschrijvingen op activa op de balans.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Factoren van toetredingsbarrières van dreiging die uitgaat van nieuwe toetreders, (bijvoorbeeld in supermarktland):

A
  • Strikte voorwaarden: verbonden zijn aan lidmaatschap van beroepsgroepen of brancheverenigingen.
  • Omschakelkosten van afnemers.
  • Bestaande concurrenten in de bedrijfstak die op grote schaal producten en diensten produceren en daarmee de kostprijs drukken.
  • Grote hoeveelheden kapitaal die benodigd zijn om een productieapparaat te starten.
  • Slechte of moeilijke toegang tot de bestaande distributiekanalen.
  • Belemmerende wet- en regelgeving.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Factoren vormen van dreiging die uitgaat van substituten (voorbeelden, in TV-land en in de financiële sector zoals banken):

A
  • Als het ene product het andere vervangt, bijvoorbeeld verzending van post via e-mail of skypen i.p.v. opbellen.
  • Behoefte van een compleet nieuw product of nieuwe dienst, waarmee bestaand product of bestaande dienst overbodig wordt. Voorbeelden goedkopere van kwalitatief hoogwaardige huishoudelijke apparaten. Reparatie- en onderhoudsdiensten worden overbodig.
  • De generieke substitutie: de bevrediging van een klantbehoefte door een product of dienst die sterk afwijkt van het bestaande product. Voorbeeld, keuze voor een UHD tv i.p.v. tussendoorvakantie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Factoren onderhandelingsmacht van afnemers of de hoge macht van kopers (bijvoorbeeld in de zorg sector):

A
  • Als er sprake is van een concentratie van kopers en de kopers zich organiseren om een machtsblok te vormen.
  • Door grote keuzemogelijkheden van de kopers omdat er veel aanbieders zijn, door keuze uit verschillende, onderling concurrerende bedrijven.
  • Door dat de kosten van de componenten, de materialen en de arbeid voor het produceren van een product of dienst hoog zijn, waardoor de kopers veel tijd en aandacht besteden aan het zoeken en vinden van “de beste koop”.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Factoren verhoging van onderhandelingsmacht van de toeleveranciers (bijvoorbeeld in de auto-industrie):

A
  • Het aantal toeleveranciers dat in hoge mate unieke en kwalitatief hoogwaardige producten en diensten levert.
  • Toeleveranciers met een sterk merk.
  • Toeleveranciers die zelf beschikken over een ruim klantenbestand en het zich kunnen veroorloven een klant te verliezen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer is het vijfkrachtenmodel niet geschikt?

A

Het vijfkrachtenmodel is niet geschikt om de structurele winstgevendheid van bedrijven met verschillende producten en diensten in één keer in kaart te brengen. Doet men dat wel dan ontstaat er een beeld da tweinig inzicht geeft, omdat men geneigd zal zijn om naar het gemiddelde van de vijf krachten te zoeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Aantrekkelijkheid bedrijfstakken:

A

Door het vijfkrachtenmodel uit te werken kan er een inschatting gemaakt worden over de relatieve aantrekkelijkheid van een bedrijfstak. Hierop kan de strategie van een organisatie afgestemd worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe wordt de macro-omgeving in kaart gebracht?

A

Met behulp van de DESTEP-rubricering.

17
Q

Waarvoor staan de letters in de afkorting DESTEP?

A
  • Demografisch
  • Economisch
  • Sociaal-maatschappelijk
  • Tehcnologisch
  • Ecologisch
  • Politiek-juridisch
18
Q

Demografische factoren:

A

Demografische factoren in een macro omgeving zijn de omvang, groei en samenstelling van de bevolking. Voorbeeld is vergrijzing, samenstelling van mannen en vrouwen, bevolkingsdichtheid en het aantal huishoudens

Ook de verandering in de woonplaats van de bevolking en etnische samenstelling van de bevolking kan van invloed zijn.

19
Q

Economische factoren:

A

Omvang en groei van het nationaal inkomen in verschillende landen, welke invloed heeft op de koopkracht en de daaruit ontstane kansen voor aanbieders.

Rentestanden en valutakoersen. Andere voorbeelden van economisch is de inflatie, wijzigingen rondom de rentestand en het consumentenvertrouwen, maar ook werkgelegenheid en werkloosheid.

20
Q

Sociaal-maatschappelijke factoren:

A

Internet als communicatiemedium (deels mogelijk gemaakt door de technologie.

Het nieuwe werken (niet meer plaats- en tijdsgebonden), vanuit huis werken.

Duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen.

21
Q

Technologische factoren:

A

Technologische ontwikkelingen worden vaak de motor van onze economie genoemd. Dankzij technologische ontwikkelingen is er sprake van een continue verbetering van productiemethoden en innovaties van goederen en diensten. Het gevolg hiervan is dat de levensduur van bestaande producten steeds korter wordt.

Voorbeelden van technologische factoren zijn software, desktops en telefoons. Maar ook praktische zaken, zoals de technologische verwachtingen van consumenten.

Internet, cloud computing (levering van hardware en software door gespecialiseerde bedrijven en tegen betaling hun diensten), biotechnologie, nanotechnologie en additive manufacturing (3-d printing).

22
Q

Ecologische factoren:

A

Meer en strengere milieuregels.

Afvalscheiding, tiunafval, papier en restafval.

Verwijderingsbijdrage van elektrische apparaten.

CO2-uitstoot.

23
Q

Politiek-juridisch

A

Wet- en regelgeving.

Brexit.

Samenwerking EU en de NAFTA (North American Free Trade Agreement).

24
Q

Interactie tussen de macro- en meso-omgeving:

A

Zie figuur 3.3 op blz. 78.

25
Q

Wat is disruptie? (Zie stelling van Christensen (2015) op blz. 78)

A

Disruptie is met slimme technologie, organisatieontwerp of businessmodel, de eigen concurrentiekracht zodanig versterken dat de concurrentie het loodje legt….

Er is disruptie als een kleine onderneming (disruptor) met beperkte middelen succesvol met de bestaande aanbieder gaat concurreren.

26
Q

Voorspellingstechnieken (veranderlijkheid van de omgeving):

A

Kwalitatieve methoden:

  • analogie
  • scenario’s
  • zwakke signalen

Kwantitatieve methoden:

  • tijdreeksanalyses
  • causale modellen
27
Q

Kwalitatieve methoden:

A

Hier maakt men gebruik van begrippen en verschijnselen die men waarneemt.

28
Q

Kwantitatieve methoden:

A

Hier gaan we uit van cijfermateriaal.

29
Q

Manieren waarop organisaties informatie kunnen vinden over hun eigen bedrijfstak:

A
  • Via eigen brancheorganisatie, het CBS, de bank, eigen onderzoek
  • Financiële bladen als Het Financieele Dagblad en de Financial Times.
30
Q

Analogie:

A

Dit is te gebruiken als men bijvoorbeeld te weten wil komen hoe een nieuw product door de markt zal worden opgenomen, of hoe een concurrent mogelijk op die productintroductie zal reageren. Men zoekt een gebeurtenis die hetzelfde karakter heeft als de vraag die de organisatie wil beantwoorden.

31
Q

Scenario:

A

Een scenario is een mogelijk toekomstbeeld. Bij de scenario’s is dus niet de bedoeling om te komen tot precieze voorspellingen, maar om mentaal een conceptueel voorbereid te zijn op mogelijke ontwikkelingen in de externe omgeving.

Voordeel: er kan per scenario bekeken worden welke situatie het best kan worden gevolgd. Deze strategieën treden in werking als duidelijk is welk deel eerder bedacht scenario het meest lijkt op de werkelijke situatie (de realiteit).

32
Q

Zwakke signalen:

A

Deze aanpak werd bekend door Ansoff (1990). Een eerste stap is dat de organisatie antennes ontwikkelt voor wat er om haar heen gebeurt. Sommige signalen zijn sterk en de organisatie kan meteen actie op ondernemen. Bijvoorbeeld een klant die een grote order plaatst of een calamiteit die zich voordoet.

Andere signalen zijn zwakker bijvoorbeeld, een bericht in de krant dat (slechts) zijdelings wijst op de kans dat een concurrent uit het buitenland de thuismarkt zou willen betreden. Op dat moment is er nog geen reden om concrete acties te gaan uitvoeren, maar men kan er wel alvast over nadenken.

33
Q

Combineren van alle drie voorspellingstechnieken, analogie, scenario’s en zwakke signalen:

A

Zwakke signalen kunnen worden meegenomen in de ontwikkeling van de verschillende scenario’s, bijvoorbeeld ontwikkelingen die zich nu voordoen en die de situatie in de toekomst vermoedelijk kan beïnvloeden. Hierbij kunnen ook analogieën worden gebruikt. Dit om te komen tot meer realistische toekomstbeelden, bijvoorbeeld door naar trends uit het verleden te kijken.