H3 problematische opvoedsituaties en problemen in de ontwikkeling van kinderen Flashcards

(54 cards)

1
Q

Welke domeinen zijn betrokken bij de ontwikkeling van kinderen van 0-6 jaar?

A
  • Lichamelijk
  • Motorisch
  • Cognitief
  • Sociaal
  • Emotioneel

Deze domeinen zijn cruciaal voor de algehele ontwikkeling van kinderen in hun vroege jaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat gebeurt er met de hersenen in het 1e levensjaar?

A

Hersengroei: verdubbeling + specialisatie.

Dit is een belangrijke fase voor de cognitieve en motorische ontwikkeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de belangrijkste ontwikkelingsopgaven in het 1e levensjaar?

A
  • Zelfregulatie: slaap, voeding, ritme
  • Veilige gehechtheid: troost zoeken, exploratie, objectpermanentie

Objectpermanentie verwijst naar het begrip dat objecten blijven bestaan, zelfs als ze niet zichtbaar zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat houdt de ‘Nee-fase’ in tijdens de peuterfase?

A

Grenzen testen hoort erbij.

Dit is een normaal onderdeel van de ontwikkeling naar zelfstandigheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de taken van ouders volgens de opvoedingsprincipes?

A
  • Gehechtheid: ritme volgen, rust bieden, voorspelbaarheid, bevestiging
  • Stimulatie: voorbeeldgedrag, kleine uitdagingen

Deze taken helpen bij de ontwikkeling van het kind en zijn zelfregulatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is temperament in de context van de ontwikkeling van kinderen?

A

Een aangeboren, erfelijke karaktertrek die zich uit in bepaald gedrag.

Dit omvat aanpassingsvermogen, stemming, prikkelbaarheid en activiteitsniveau.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat houdt ‘goodness of fit’ in?

A

Ouders reageren consequent en rustig, wat leidt tot betere ontwikkeling van het kind.

Dit concept benadrukt de interactie tussen de temperamenten van ouders en kinderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de symptomen van regulatieproblemen bij kinderen?

A
  • Snel boos, lang huilen/driftbuien
  • Snel afgeleid of fixatie
  • Lage tolerantie voor geluid/licht/veranderingen
  • Onregelmatig slapen of eten

Deze symptomen kunnen wijzen op onderliggende emotionele of gedragsproblemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het verschil tussen eustress en distress?

A
  • Eustress: korte, positieve stress die veerkracht opbouwt
  • Distress: langdurige, negatieve stress die leidt tot ontregeling

Het is belangrijk om de juiste balans in stressniveaus te behouden voor de ontwikkeling van het kind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de vijf pijlers van trauma-sensitieve opvoeding?

A
  • Veilige omgeving
  • Positieve relaties
  • Emotieregulatie leren
  • Samenwerking ouders
  • Psycho-educatie

Deze pijlers zijn essentieel voor het ondersteunen van kinderen die trauma hebben ervaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de symptomen van PTSS bij kinderen?

A
  • Herbeleving
  • Vermijding
  • Hyperarousal

PTSS kan optreden na bedreigende of overweldigende ervaringen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de oorzaken van slaapproblemen bij kinderen?

A
  • Vroeggeboorte
  • Inconsistente of strenge opvoeding
  • Slechte ouder-kindafstemming
  • Stressvolle of onveilige thuissituatie

Deze factoren kunnen bijdragen aan moeilijkheden met slapen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de vormen van eetproblemen bij kinderen?

A
  • Niet willen eten
  • Traag eten
  • Kieskeurigheid
  • Boosheid of huilen bij eten

Eetproblemen kunnen voortkomen uit emotionele stress of bindingsproblemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is ARFID volgens de DSM-5?

A

Geen eetstoornis door lichaamsbeeld, maar door angst of sensorische overgevoeligheid.

ARFID kan leiden tot gewichtsverlies en sociale problemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de vier hechtingsstijlen volgens Bowlby en Ainsworth?

A
  • A: vermijdend
  • B: veilig
  • C: ambivalent
  • D: gedesorganiseerd

Hechtingsproblemen kunnen leiden tot gedragsproblemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de kernkenmerken van autisme (ASS)?

A
  • Communicatie: pathologische echolalie, pronomenverwisseling, weinig non-verbaal
  • Sociale interactie: instrumenteel contact, geen gedeelde aandacht
  • Gedrag: herhalende bewegingen, rigide interesses

Deze kenmerken zijn essentieel voor de diagnose van ASS.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn de drie behandelgraden voor ASS volgens Frye?

A
  • Eerste graads: Basisomgeving – helpen bij groei en gedrag
  • Tweede graads: Individuele behandeling – leren & medicijnen
  • Derde graads: Op maat afgestemde hulp

Deze behandelgraden zijn gericht op de behoeften van het kind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

hyperarousal van Hpa-as

A

overstimulatie stress, angst, slapeloosheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

hypoarousal

A

onderstimulatie afsluiten, apathie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

window of tolerance

A
  • Binnen Window: kind kan prikkels aan, leert en groeit.
  • Boven (hyperarousal): te veel stress → vechten/vluchten, geen focus.
  • Onder (hypoarousal): te weinig prikkels → afsluiten, weinig energie.
    Belangrijk: kind heeft gevoelige, steunende omgeving nodig om in balans te blijven.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

preverbale traumatisering

A

het trauma kan niet in verhalen gegoten worden, maar asso¬ciaties beïnvloeden wel gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

reactieve hechtingsstoornis (rad)

A

geen gehechtheid

23
Q

ontremd-sociaal contactstoornis (dsed)

A

te open naar vreemden

24
Q

comorbiditeit

A

twee of meer aandoeningen tegelijk hebben

25
pathologische echolalie
letterlijk herhalen
26
27
welke typen ass heb je (wing & gould)
- afzijdig- aloof (contact vermijden) - passief (afwachtend) - grillig - active but odd (vreemd gedrag) - stijf - stilted (formeel taalgebruik
28
* Lichamelijk * Motorisch * Cognitief * Sociaal * Emotioneel ## Footnote Deze domeinen zijn cruciaal voor de algehele ontwikkeling van kinderen in hun vroege jaren.
Welke domeinen zijn betrokken bij de ontwikkeling van kinderen van 0-6 jaar?
29
Hersengroei: verdubbeling + specialisatie. ## Footnote Dit is een belangrijke fase voor de cognitieve en motorische ontwikkeling.
Wat gebeurt er met de hersenen in het 1e levensjaar?
30
* Zelfregulatie: slaap, voeding, ritme * Veilige gehechtheid: troost zoeken, exploratie, objectpermanentie ## Footnote Objectpermanentie verwijst naar het begrip dat objecten blijven bestaan, zelfs als ze niet zichtbaar zijn.
Wat zijn de belangrijkste ontwikkelingsopgaven in het 1e levensjaar?
31
Grenzen testen hoort erbij. ## Footnote Dit is een normaal onderdeel van de ontwikkeling naar zelfstandigheid.
Wat houdt de 'Nee-fase' in tijdens de peuterfase?
32
* Gehechtheid: ritme volgen, rust bieden, voorspelbaarheid, bevestiging * Stimulatie: voorbeeldgedrag, kleine uitdagingen ## Footnote Deze taken helpen bij de ontwikkeling van het kind en zijn zelfregulatie.
Wat zijn de taken van ouders volgens de opvoedingsprincipes?
33
Een aangeboren, erfelijke karaktertrek die zich uit in bepaald gedrag. ## Footnote Dit omvat aanpassingsvermogen, stemming, prikkelbaarheid en activiteitsniveau.
Wat is temperament in de context van de ontwikkeling van kinderen?
34
Ouders reageren consequent en rustig, wat leidt tot betere ontwikkeling van het kind. ## Footnote Dit concept benadrukt de interactie tussen de temperamenten van ouders en kinderen.
Wat houdt 'goodness of fit' in?
35
* Snel boos, lang huilen/driftbuien * Snel afgeleid of fixatie * Lage tolerantie voor geluid/licht/veranderingen * Onregelmatig slapen of eten ## Footnote Deze symptomen kunnen wijzen op onderliggende emotionele of gedragsproblemen.
Wat zijn de symptomen van regulatieproblemen bij kinderen?
36
* Eustress: korte, positieve stress die veerkracht opbouwt * Distress: langdurige, negatieve stress die leidt tot ontregeling ## Footnote Het is belangrijk om de juiste balans in stressniveaus te behouden voor de ontwikkeling van het kind.
Wat is het verschil tussen eustress en distress?
37
* Veilige omgeving * Positieve relaties * Emotieregulatie leren * Samenwerking ouders * Psycho-educatie ## Footnote Deze pijlers zijn essentieel voor het ondersteunen van kinderen die trauma hebben ervaren.
Wat zijn de vijf pijlers van trauma-sensitieve opvoeding?
38
* Herbeleving * Vermijding * Hyperarousal ## Footnote PTSS kan optreden na bedreigende of overweldigende ervaringen.
Wat zijn de symptomen van PTSS bij kinderen?
39
* Vroeggeboorte * Inconsistente of strenge opvoeding * Slechte ouder-kindafstemming * Stressvolle of onveilige thuissituatie ## Footnote Deze factoren kunnen bijdragen aan moeilijkheden met slapen.
Wat zijn de oorzaken van slaapproblemen bij kinderen?
40
* Niet willen eten * Traag eten * Kieskeurigheid * Boosheid of huilen bij eten ## Footnote Eetproblemen kunnen voortkomen uit emotionele stress of bindingsproblemen.
Wat zijn de vormen van eetproblemen bij kinderen?
41
Geen eetstoornis door lichaamsbeeld, maar door angst of sensorische overgevoeligheid. ## Footnote ARFID kan leiden tot gewichtsverlies en sociale problemen.
Wat is ARFID volgens de DSM-5?
42
* A: vermijdend * B: veilig * C: ambivalent * D: gedesorganiseerd ## Footnote Hechtingsproblemen kunnen leiden tot gedragsproblemen.
Wat zijn de vier hechtingsstijlen volgens Bowlby en Ainsworth?
43
* Communicatie: pathologische echolalie, pronomenverwisseling, weinig non-verbaal * Sociale interactie: instrumenteel contact, geen gedeelde aandacht * Gedrag: herhalende bewegingen, rigide interesses ## Footnote Deze kenmerken zijn essentieel voor de diagnose van ASS.
Wat zijn de kernkenmerken van autisme (ASS)?
44
* Eerste graads: Basisomgeving – helpen bij groei en gedrag * Tweede graads: Individuele behandeling – leren & medicijnen * Derde graads: Op maat afgestemde hulp ## Footnote Deze behandelgraden zijn gericht op de behoeften van het kind.
Wat zijn de drie behandelgraden voor ASS volgens Frye?
45
overstimulatie stress, angst, slapeloosheid.
hyperarousal van Hpa-as
46
onderstimulatie afsluiten, apathie
hypoarousal
47
* Binnen Window: kind kan prikkels aan, leert en groeit. * Boven (hyperarousal): te veel stress → vechten/vluchten, geen focus. * Onder (hypoarousal): te weinig prikkels → afsluiten, weinig energie. Belangrijk: kind heeft gevoelige, steunende omgeving nodig om in balans te blijven.
window of tolerance
48
het trauma kan niet in verhalen gegoten worden, maar asso¬ciaties beïnvloeden wel gedrag.
preverbale traumatisering
49
geen gehechtheid
reactieve hechtingsstoornis (rad)
50
te open naar vreemden
ontremd-sociaal contactstoornis (dsed)
51
twee of meer aandoeningen tegelijk hebben
comorbiditeit
52
letterlijk herhalen
pathologische echolalie
53
54
- afzijdig- aloof (contact vermijden) - passief (afwachtend) - grillig - active but odd (vreemd gedrag) - stijf - stilted (formeel taalgebruik
welke typen ass heb je (wing & gould)