H4 Woorden G Flashcards
(46 cards)
1
Q
die Freizeit
A
de vrije tijd
2
Q
De vrije tijd
A
die Freizeit
3
Q
angeln
A
Vissen
4
Q
Vissen
A
angeln
5
Q
ausgehen
A
Uitgaan
6
Q
Uitgaan
A
ausgehen
7
Q
Computer spielen
A
gamen
8
Q
gamen
A
Computer spielen
9
Q
etwas unternehmen
A
iets doen
10
Q
Iets doen
A
etwas unternehmen
11
Q
fernsehen
A
Televisie kijken
12
Q
Televisie kijken
A
fernsehen
13
Q
Gitarre spielen
A
gitaar spelen
14
Q
Gitaar spelen
A
Gitarre spielen
15
Q
ich beschäftige mich mit
A
Ik hou me bezig met
16
Q
Ik hou me bezig met
A
ich beschäftige mich mit
17
Q
ich interessiere mich für
A
Ik interesseer me voor
18
Q
Ik interesseer me voor
A
ich interessiere mich für
19
Q
ins Kino gehen
A
Naar de bioscoop gaan
20
Q
Naar de bioscoop gaan
A
ins Kino gehen
21
Q
Klavier spielen
A
Piano spelen
22
Q
Piano spelen
A
Klavier spielen
23
Q
rumhängen
A
Rondhangen
24
Q
Rondhangen
A
rumhängen
25
sammeln
Verzamelen
26
Verzamelen
sammeln
27
Schlagzeug spielen
Drummen
28
Drummen
Schlagzeug spielen
29
tauschen
Ruilen
30
Ruilen
tauschen
31
montags / am Montag
Maandags / op maandag
32
dienstags / am Dienstag
Dinsdags / op dinsdag
33
Maandags / op maandag
montags / am Montag
34
Dinsdags / op dinsdag
dienstags / am Dienstag
35
mittwochs / am Mittwoch
Woensdags / op woensdag
36
Woensdags / op woensdag
mittwochs / am Mittwoch
37
donnerstags / am Donnerstag
Donderdags / op donderdag
38
Donderdags / op donderdag
donnerstags / am Donnerstags
39
freitags / am Freitag
Vrijdags / op vrijdag
40
Vrijdags / op vrijdag
freitags / am Freitag
41
samstags / am Samstag
zaterdags / op zaterdag
42
Zaterdags / op zaterdag
samstags / am Samstag
43
sonntags / am Sonntag
Zondags / op zondag
44
Op zondag / zondags
sonntags / am Sonntags
45
billing - teuer
Goedkoop - duur
46
Goedkoop - duur
billing - teuer
