H5 Lipids and macromolecules Flashcards

1
Q

Uit welke 4 dingen bestaat macromoleculen?

A
  1. Lipiden
  2. Grote Koolhydraten
  3. Eiwitten
  4. Nucleinezuren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe is een monomeer verbonden?

A

Door condensatiereactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Afbraak monomeren?

A

hydrolyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Opbouw monomeren?

A

condensatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke 3 dingen kan een koolhydraat uit bestaan?

A
  1. Monosacchariden
  2. Disacchariden
  3. Polysacchariden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Uit welke twee groepen kan een monoscchariden uit bestaan?

A
  • carbonylgroep

- hydroxylgroep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

а- glucose?

A

H
|
OH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

в-glucose?

A

OH
|
H

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe onstaan dissachariden?

A

condensatie van twee monosacchariden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat doen polysacchariden?

A
  1. bron van energie

2. geven structuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

amylose?

A

a1,4- koppelingen + glucose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

amylopectine?

A

a1,4- koppeling en ook a1,6- koppelingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Uit welke 3 dingen bestaan lipiden?

A
  1. Vet
  2. Fosfolipiden
  3. Steroïden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waaruit bestaan vetten?

A

glycerol + 3 vetzuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waaruit bestaat een esterbinding?

A

Alchohol+ zuurgroep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Esterbinding?

A

C-O-C-C
||
O

17
Q

Functie van vetten? (2)

A
  1. Opslag energie

2. Beschermd vitale organen en vetlaag onder huid voor isolatie

18
Q

Wat zijn fosfolipiden?

A

Onderdelen van biomembranen in een cel

19
Q

Waaruit bestaat fosfolipiden? Wat is verbonden aan de fosfaatgroep?

A

2 vetzuurketens + glycerol

3de OH groep van glycerol verbonden aan fosfaatgroep

20
Q

Waar zijn steroïden aanwezig?

A

in dierlijke cellen

21
Q

Welke 8 functies hebben eiwitten?

A
  1. Functioneren als katalysator voor bepaalde reacties (enzym)
  2. Opslag van aminozuren
  3. Transport eiwitten
  4. Structuur eiwitten van de cel
  5. Hormonale eiwitten
  6. Betrokken bij beweging
  7. Receptor eiwitten (signaaloverdracht)
  8. Afweer
22
Q

Waaruit bestaat een eiwit?

A

aminzuren en uit een of meerdere polypeptiden

23
Q

Aminogroep?

A

NH2

24
Q

Carboxylgroep?

A

-COOH

25
Q

Welke verschillende mogelijkheden zijn er van 20 aminozuren?

A
  • 9 niet polair, hydrofoob
  • 6 polair, hydrofiel
  • 5 geladen, hydrofiel
26
Q

Waaruit bestaan polypeptiden?

A

aminozuren

27
Q

Peptidebinding?

A

-C-N-
||
O

28
Q

N-terminus?

A

H-N-C-C-
| ||
H O

29
Q

C-terminus?

A

-N-C-C-OH
| ||
H O

30
Q

Waaruit bestaat de secundaire structuur van een aminozuur?

A

a-helix= O•••••H binding tussen aminzuren in dezelfde polypeptide
b- sheet= O•••••H binding tussen 2 paralle stukjes

31
Q

Wat is de tertaire strucutuur van aminozuren?

A

bindingen tussen de zijketens van aminozuren

32
Q

Welke 2 bindingen van de tertaire structuur zijn er?

A
hydrofiel= waterstofbruggen
geladen = ionbinding
33
Q

Door welke 3 dingen kun je de eiwitstructuur bepalen?

A
  1. rontgenstralen
  2. NMR
  3. Bioinformatica
34
Q

Transcriptie?

A

DNA kopie naar RNA

35
Q

Translatie?

A

mRNA wordt vertaald naar eiwitten

36
Q

waaruit bestaan nucleinezuren?

A
  1. Monomeren( nucleotiden)

2. Polymeren ( polynucleotiden)

37
Q

Uit welke 3 dingen bestaat een nucleotide uit?

A
  1. stikstof base
  2. suiker molecuul
  3. fosfaat groep
38
Q

Uit welke 5 bases bestaat een nucleinezuur?

A

C,T,U,A,G

39
Q

Hoe zijn nucleotiden verbonden?

A

condensatiereactie