H6 Flashcards

(16 cards)

1
Q

gedrag

A

gevolg wisselwerking tussen de persoon en zijn omgeving en de betekenis die hij eraan geeft, moment dat prikkels in contact komen met persoonlijkheidskenmerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Beïnvloedende factoren van gedrag?

A

interne factoren -> motivatie, emoties
externe factoren -> opvoeding, onderwijs, media

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

sociaal gedrag

A

gedrag dat betrekking heeft op anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

prosociaal gedrag

A

gedrag gericht om anderen te helpen, bevorderen van het welzijn van anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

omstanderseffect

A

hoe meer mensen aanwezig, hoe minder mensen geneigd zijn om te helpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

omgekeerd omstanderseffect

A

als er sprake is van een levensgevaarlijke situatie en als de omstanders met elkaar kunnen communiceren, groot aantal omstanders leidt tot meer hulp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

sociale uitwisselingstheorie

A

het helpend gedrag is een kwestie van het afwegen van kosten en baten. ze helpen uit eigenbelang, in situaties waarin de baten groter zijn dan de kosten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

altruïsme

A

je handelt op een manier waarbij het belang van anderen voorop gaat, levert geen enkel voordeel op voor de persoon de hulp zoekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

antisociaalgedrag

A

gedrag waarbij we anderen niet helpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

empathie-altruïsme

A

er is pas sprake van zuiver altruïsme als je empathie voelt voor de persoon die je helpt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Uit welke 3 attitudes bestaat omgaan met anderen?

A

cognitief onderdeel
-> opinies, stereotypen
affectief onderdeel
-> gevoel, vooroordeel
conatief onderdeel
-> gedrag, discriminatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

contacttheorie Allport racisme afleren

A

4 voorwaarde
-gelijke status
-gemeenschappelijke doelen
-samenwerken
-maatschappelijke steun

contact leid tot meer
- vertrouwen
-samenhorigheid
-behulpzaamheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

groepscohesie

A

= zorgt ervoor dat leden bereid zijn alles in werk te stellen om die doelen te realiseren. hoe groter cohesie, hoe groter bereidwilligheid
- belangrijk voor individu
-grote groepscohesie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

conformisme

A

= zich gedragen zoals iedereen idpv anders te zijn (kameleon effect)
, neiging om zich te schikken naar gedrag en opvatting in de groep met als doel aanvaard worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Redenen om te conformeren

A

1 aanpassen aan regels zonder erbij stil te staan
2 bewust/ vrijwillig
3 bang mogelijke sancties
4 aardig gevonden worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Invloed gedrag van wie macht heeft?

A

1 eigenbelang vooropstellen
2 egocentrisch gedragen
3 meer vrijheden permiteren

persoon met macht?
-> gedragen als iemand waarbij de frontale kwab niet werkt, verlies voeling anderen, minder empatisch, reageert impulsiever