H9 Flashcards
(20 cards)
Wat valt er onder sociale groepen?
-sociale positie
-sociale rol/ rolgedrag
-rolconflict
-rolverwarring
-sociale status/ aanzien
Wat valt er onder sociale stratificatie?
-facoren
-soorten
-mobiliteit
Hoe ontstaan sociale groepen?
mensen leven samen > ontstaan relaties > ontstaan sociale groepen
Op basis van welke 2 criteria kon je groepen onderscheiden volgens merton?
1 al dan niet gemeenschappelijke waarden
2 al dan niet interactie
obv ontstaan 3 stereotypen
1 groep
2 sociale cathegorie
3 collectiviteit
sociale structuur
vorm georganiseerd samenleven, verzameling geordende relaties
sociale positie
plaats binnen de samenleving, lidmaatschap groep -> sociale positie ten opzichte van elkaar innemen
sociale rollen
aan elke positie gekoppeld, verwachtingen rolpartners onder invulling positie (via sociale controle)
bv als leerling op tijd komen in de les
rolgedrag
het gedrag dat je stelt ten opzichte van je positie en ril
bv leerling
voor het belsignaal aan lokaal
Wat is een rolmodel?
Iemand met voorbeeldfunctie
-> je zal voor invulling van je sociale rol een voorbeeld nemen aan anderen
- kennen we al dan niet persoonlijk
-bewust/onbewust
- + of -
rolpatronen
verwachtingen tov sociale posities
-diep geworteld/ stereotyp
-veranderen niet of nauwelijks
‘Machtstijd kan leiden tot de veranderingen van rollen’ leg uit.
bv mannen doen meer huishoudelijk werk
-ontdoen rolpatroon
-gelijke behandeling
-gelijke rechten
rolconflict
tegenstrijdige rolverwachtingen, sociale posities
intern: 1 sociale positie
extern: 2 sociale posities
rolverwarring
niet weten hoe je te gedragen omdat je niet kunt kiezen uit passend rolgedrag
sociale status
aan iedere sociale positie verbonden, waardering van anderen voor sociale positie.
Hoe hoger positie, hoe groter kans macht -> heeft invloed op sociale status
sociaal aanzien
erkenning en vervulling sociale rol
sociale stratificatie
verschillende groepen die deel uitmaken van de sociale structuur -> gelaagde/ gestratificeerde samenleving (groepen in lagen) -> tussen lagen : ongelijkheid -> hïerarchie
Welke factoren bepalen sociale stratificatie
-leeftijd
-geslacht
-burgerlijke staat
-migratiegeschieddenis
-gezondheid
- sociaal economische status
1 opleidingsnieveau
2 beroep
3 inkomen
4 aanzien
Welke soorten stratificatie zijn er?
1 traditionele landbouwmaatschappij: kasten systeem, standen
2 industriële samenleving: klassen maatschappij
1 klassen maatschappij
2 standenmaatschappij
3 huidige maatschappij
sociale mobileit
mogelijke gevolgen sociale stratificatie, bewegen tussen sociale posities -> veranderen van laag
1 gesloten samenleving
sociale positie vast vanaf geboorte, sociale mobiliteit: uitzondering
2 open samenleving
vlot stijgen/ dalen naar andere sociale positie
Welke soorten mobilitiet bestaan er?
1 horizontal: dezelfde ses, binnen zelfde laag
2 verticaal: andere ses
veranderen sociale laag
3 intragenerationeel: binnen eigen leven, veritcaal of horizontaal
4 intergenerationeel: tov van vorige generatie, verticaal of horizontaal