H8 Flashcards

(12 cards)

1
Q

Wat is sociale ongelijkheid?

A

Ongelijke verdeling van schaarse, algemeen gewaardeerde verklaringen (cultuur, sociaal en economisch kapitaal) en ongelijke waardering en behandeling ob. maatschappelijke positie en levensstijl

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is inkomensongelijkheid?

A

Ongelijke verdeling van het nationale inkomen over de bevolking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Van wat zijn inkomens/vermogensongelijkheid een mix?

A

-kansen geboorte
-keuzes in het leven
-toeval
> gelijke kansen moeilijk te meten, streven naar gelijke kansen (beleidsdoel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke 2 factoren spelen een rol bij armoede

A
  1. kansongelijkheid -> meer inkomstongelijkheid, mogelijk minder kans ontwikkelen
  2. inkomstongelijkheid te groot -> minder gelijke kansen voor volgende generatie = versterkend effect
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is armoede en waar bestaat het uit?

A

= netwerk sociale uitsluiting dat zich uitstrekt over meerdere gebieden en de armen scheidt van en aanvaard leefpatroon en samenleving

buitenkant
-> menselijke gevolgen armoede, minder zichtbaar (zelfbeeld)
binnenkant
-> materiële, meestal zichtbaar (huis, kledij)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke soorten armoede bestaan er?

A
  1. generatie armoede = wordt doorgegeven van ouders op kinderen
  2. nieuwe armoede = mensen die nog niet arm waren en in armoede belanden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke 6 aspecten behoren tot armoede?

A

inkomen en schulden
voeding
huisvestiging
gezondheidszorg
werk
onderwijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

leg het klovenmodel uit

A

1 gevoelskloof
2 kenniskloof
3 vaardigheidskloof
4 positieve klachtenkloof
5 structurele kloof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Leg de herverldingsfunctie uit

A

sterke inkomstverschillen voorkomen doorhoge inkomens procentueel hoger te belasten, lage inkomens krijgen subsidies
=> progressieve inkomstbelasting via sociale zekerheid/ bijstand (sociale bescherming)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat valt er onder de sociale zekerheid?

A

-pensioenen
-werkloosheid
-ziekte en invaliditeit
-groeipakket
-jaarlijkse vakantie
-beroepsziekten en arbeidsongevallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Op welke 2 pricipes steunt de sociale zekerheid?

A

1 verzekeringsprincipe
-> wie sociale bijdrage betaald heeft recht op een uitkering
2 solidariteitsprincipe
-> de actieven betalen voor de gepensioneerden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de sociale bijstand?

A

= laatste vangnet om een minimum inkomen te garanderen an de hele bevolking, iedereen sociaal beschermd

1 leefloon
2 inkomensgarantie voor ouderen
3 gewaarborgde geinsbijslag
4 tegemoetkoming aan personen met een handicap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly