H9 Flashcards

(48 cards)

1
Q

Metabolisme

A

Netwerk van reactiewegen bestaande uit geordende enzym-gekatalyseerde reacties en die met elkaar communiceren (allostere regulatoren, hormonen …)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Anabolisme

A

Verhoging van orde (lokale daling in entropie), endergonisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Katabolisme

A

Verlaging van orde (verhoging van entropie), exergonisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Definitie energierijke binding

A

Meer energie wordt vrijgezet bij de vorming van producten dan er moet geïnvesteerd worden voor hydrolyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarom ATP hydrolyse exergonisch

A

-Afstoting tussen 3 negatief geladen fosfaatgroepen
-Stabilisatie van producten door resonantie
-Niet-covalente interacties van producten met water
-Verhoogde entropie van producten tov reagentia (concentratie van water als onveranderd beschouwd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Intermediaire functie ATP

A

Kan zowel als acceptor als donor dienen voor een fosfaatgroep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Ongecontroleerde verbranding glucose

A

Hoge temp, vrije energie verdwijnt als warmte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Glucose verbranding is …

A

een redoxreactie met oxidatie van glucose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Aerobe ademhaling

A

-O2 is elektronen acceptor
-Volledige oxidatie van glucose -> glycolyse + citroenzuurcyclus + oxidatieve fosforylering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

In afwezigheid van O2 oxidatie glucose

A

-Organische elektronen acceptor
-partiële oxidatie van glucose -> glycolyse + fermentatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Dehydrogenase reactie

A

Ontneming van H bij een molecuul door een enzyme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Geactiveerde dragers

A

Kleine moleculen die drager zijn van een chemische groep of elektronen, die (exergonisch) kunnen overgedragen worden naar een ander molecule. Vaak co-enzymen of cosubstraten in enzym-gekatalyseerde reacties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Netto energiebalans glycolyse

A

2 ATP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Slide 30 voor examenstof

A

Top

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gly-1

A

Hexokinase ‘vangt’ glucose in de cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Gly-2

A

Isomerisatie: aldose <-> ketose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Gly-3

A

Fosforylatie door PFK-1 (fosfofructokinase-1)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Gly-4

A

Splitsing door aldolase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Biochemische betekenis stap 2 en 3 glycolyse

A

Als aldose gekliefd wordt door aldolase -> vorming C2 en C4
Stap 3 belet vorming G-6-P uit F-6-P

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Gly-5

A

Isomerisatie door triose fosfaat isomerase

21
Q

Gly-6

A

-Katalyse door GAPDH
-Som van 2 processen: oxidatie aldehyde tot carboxylzuur (NADH vorming), vorming acyl-fosfaat uit carboxylzuur en Pi

22
Q

Gly-8

A

Herschikking door fosfoglyceraat mutase

23
Q

Gly-9

A

Dehydratatie door enolase ter vorming van PEP
(interne oxido-reductie)

24
Q

Gly-10

A

‘Substrate-level phosphorylation’ door pyruvaat kinase

25
Waarom PEP hoge fosfaat transfer potentiaal
Fosfaat groep houdt pyruvaat vast in zijn onstabiele ‘enol’ vorm, drijvende kracht is enol-keto omzetting.
26
Doel fermentatie
Regeneratie NAD+, fermentatie is redox neutraal: NADH gevormd tijdens glycolyse opnieuw geoxideerd, 'glucose' donor en acceptor
27
Aerobe ademhaling pyruvaat
Verder geoxideerd tot CO2, gereduceerde co-enzymen geven elektronen aan O2 via elektronen transport systeem
28
Locatie vorming CoA
In de mitochondriën
29
Gevolg overmaat acetyl CoA
Productie van vetzuren
30
Aerobe glycolyse in kankercellen
Fermentatie glucose tot lactaat bij aanwezigheid O2, zeer inefficiënt, consumptie van glucose stijgt
31
Gluconeogenese
Synthese van glucose vanuit niet-koolhydraat precursoren, hoofdzakelijk in de lever en een beetje in de nieren
32
Niet-koolhydraat precursoren glucose
Pyruvaat, lactaat (eerst omgezet naar pyruvaat), aminozuren (eerst omgezet naar pyruvaat of oxaloacetaat), glycerol (eerst omgezet naar dihydroxyacetone fosfaat)
33
Stap 1 omzetting pyruvaat -> fosfo-enolpyruvaat
Carboxylatie (consumptie van ATP): -gebeurt in de mitochondriën -transport naar cytoplasma na reductie tot malaat (consumptie NADH) -re-oxidatie van malaat in het cytoplasma (productie NADH)
34
Stap 2 omzetting pyruvaat -> fosfo-enolpyruvaat
Decarboxylatie + fosforylatie (fosfaat donor = GTP): -gebeurt in cytoplasma -decarboxylatie drijft een reactie die anders sterk endergonisch zou zijn (zie ook CAC).
35
Fructose 1,6-bisfosfatase
Hydrolase
36
Fosfofructokinase-1
Transferase
37
Glycolyse/gluconeogenese in cellulaire omstandigheden zijn ...
exergonisch
38
Gelijktijdig de processen kan ...
niet, want het is zwaar belastend voor de cel (hydrolyse van 4 fosfoanhydride bindingen)
39
Hoe vermijden glycolyse en gluconeogenese tegelijkertijd plaatsvinden
Door hoeveelheid en activiteit van enzymen sterk te controleren
40
ATP en PFK-1
ATP is zowel een substraat als een allosterische inhibitor van PFK-1
41
Effect ATP op PFK-1 bij hoge concentratie
Bij een hoge concentratie ATP wordt de affiniteit voor fructose-6-fosfaat door PFK-1 sterk verminderd
42
Monitoring van voorraad energie
-AMP stimuleert PFK-1, inhibeert FBPase-1 -ATP inhibeert PFK-1, inhibeert PK -Citraat inhibeert PFK-1
43
Monitoring van precursoren voor biosynthese
-Citraat inhibeert PFK-1 -Acetyl CoA stimuleert PC
44
Fructose-2,6-bisfosfaat (F-2,6-BP)
Signaal molecule in de lever voor glycolyse en gluconeogenese
45
Hormonen glucose bloed spiegel regeling
Insuline en glucagon
46
Locatie lactaat vorming
Spier (zware inspanning; fermentatie), rode bloedcellen (geen mitochondriën), huid (anaeroob)
47
Lot lactaat
In de lever: lactaat -> pyruvaat -> glucose (gluconeogenese)
48