Havo 3 H1 woordjes Flashcards
(95 cards)
1
Q
la photo
A
de foto
2
Q
le message
A
het bericht
3
Q
la réaction
A
de reactie
4
Q
le commentaire
A
het commentaar
5
Q
le site (web)
A
de (web)site
6
Q
l’appli v
A
de app
7
Q
les réseaux sociaux m mv
A
de social media
8
Q
le portable
A
de mobiele telefoon
9
Q
l’addition v
A
de rekening
10
Q
dire
A
zeggen
11
Q
penser
A
denken
12
Q
attendre
A
wachten
13
Q
utiliser
A
gebruiken
14
Q
travailler
A
werken
15
Q
payer
A
betalen
16
Q
j’y vais
A
ik ga weg
17
Q
il voit
A
hij ziet
18
Q
donne-moi
A
geef mij!
19
Q
j’ai vu
A
ik heb gezien
20
Q
amuse-toi bien!
A
veel plezier!
21
Q
on était
A
wij waren
22
Q
tu vas bien?
A
gaat het goed met je?
23
Q
bienvenue
A
welkom
24
Q
à plus
A
tot later
24
grace à
dankzij
25
devant
voor (plaats)
26
derrière
achter
27
près de
dichtbij
28
heureux,- euse
gelukkig
29
drole
grappig
30
les gens m mv
de mensen
31
la tete
het hoofd
32
le temps
de tijd
33
le truc
het ding
34
presque
bijna
35
pourtant
toch
36
maintenant
nu
37
avoir besoin (de)
nodig hebben
38
oublier
vergeten
39
arreter
stoppen
40
né(e)
geboren
41
facile
makkelijk
42
nouveau, nouvelle
nieuw
43
vieux, vieille
oud
44
bon. bonne
goed
45
le conseil
het andvies
46
la raison
de reden
47
la dent
de tand
48
le sens de l'humour
het gevoel voor humor
49
faire attention à
opletten
50
télécharger
downloaden
51
garder
bewaren
52
montrer
laten zien
53
la meilleure ami
de beste vriend
54
marrant(e)
grappig
55
intilligent(e)
slim
56
méchant(e)
gemeen
57
égoïste
egoïstisch
58
timide
verlegen
59
paresseux,-euse
lui
60
souvent
vaak
61
une fois par semaine
een keer per week
62
je la connais
ik ken haar
63
au club de sport
op de sportclub
64
à l'école
op school
65
au travailler
op het werk
66
chez des amis
bij vrienden
67
regader la télé
televisie kijken
68
faire du sport
sporten
69
jouer de la guitare
gitaar spelen
70
bavarder
kletsen
71
l'or m
het goud
72
l'argent m
het geld, het zilver
73
le prix
de prijs
74
le parfum
de smaak
75
par an
per jaar
76
cent
honderd
77
mille
duizend
78
un million
een miljoen
79
impossible
onmogelijk
80
pauvre
arm
81
cher, chère
duur
82
américain (e)
Amerikaans
83
mieux
beter
84
vendre
verkopen
85
exister
bestaan
86
savoir
weten
87
le visiteur
de bezoeker
88
le concours
de wedstrijd
89
le cerveau
de hersenen
90
en moyenne
gemiddeld
91
admirer
bewonderen
92
prouver
bewijzen
93
compter
(mee)tellen
94
fêter
vieren