hc 8 Flashcards

(52 cards)

1
Q

meervoudig gedetermineerd

3 redenen

A

afhankelijk van aanleg, vroege ontwikkelingen en levensgebeurtenissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

primaire proces denken

Secundair proces denken

A

primaire proces denken: spanningsreductie

strategieën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wish fullfilment

A

beeld is tijdelijk bevredigd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

cathexis

Id cathexis
Ego cathexis

A

cathexis: investering van energie
- -> hoe belangrijker, hoe meer cathexis

Id cathexis : voorstelling = object
Ego cathexis : objecten en activiteiten geassocieert met behoeftebevrediging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

repressie

A

Onbewust!
investering van energie om een bedreigende impuls of idee in het onbewuste te houden

Hoe meer zo’n impuls aan energie wint, hoe meer energie het kost om dit te onderdrukken

Hoe minder energie over voor andere zaken

Onbewust niet toestaan dat onacceptabele gedachten tot je bewustzijn doordringen en angst zouden wekken

Onplezierige herinneringen / schaamte / falen /
fantasieën / seksualiteit /

Maar: onderdrukken van gedachten helpt niet.

Kost wel energie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Drifthuishouding

A

Energie eerst naar Id, dan naar Ego, dan naar Superego
I
dentificatie: cathexis naar de ouders

Kind leert maximale behoeftebevrediging door beloning en straf
Cathexis (affectie) leidt tot gedrag dat overeenkomt met ouderlijke regels
Ouderlijke waarden worden deel van ik-ideaal en van het geweten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Verplaatsing en Sublimatie

A

Verplaatsing (displacement): geblokkeerde energie wordt op een ander object gericht

Sublimatie: verplaatsing van energie van een onacceptabele naar een acceptabele activiteit

Basis van de beschaving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Psychosexuele ontwikkeling:

A

Seksuele bevrediging door investeren libido in lichaamsdelen
Libidineuze fixatie: energie is blijvend vastgehecht in een ontwikkelingsstadium (cathexis), en de persoon kan dit stadium niet goed verlaten, dit heeft invloed op de rest van zijn leven
fixaties=verhardingen=pantseringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Het orale stadium

A
Het orale stadium: 0-18 maanden
Bevrediging door mond en lippen
Spanningsreductie door eten
Aangename gewaarwordingen door likken, tasten, zuigen. 
Optimisme, vertrouwen, afhankelijkheid
Sadisme: bijten en kauwen
Agressie en bijtend sarcasme
Roken, duimzuigen, over-eten, nagelbijten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Passief-orale fixaties: Kouwer

A

Zich het gehele leven te laten verwennen en verzorgen, op een even passieve wijze als de hulpeloze zuigeling
Anderen klampen zich vast aan de lust van het infantiel gepruttel en uiten dit in een doorlopende behoefte tot praten, babbelen, converseren, kwebbelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Het orale karakter:

A

Het orale karakter:

Verhoudt zich tot de wereld met de mond:
Gepreoccupeerd met eten en drinken
Roken, drinken, nagelbijten
Verbale agressie, sarcasme
Obesitas en alcoholisme

!Zoekt nabijheid en steun, afhankelijk
Jaloers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Het anale stadium

A

Het anale stadium: 18-36 maanden

Toilet training: beperkingen
Productiviteit en creativiteit
Expulsieve kenmerken: wreed, vijandig, destructief, slordig, besmeuren

!Retentieve kenmerken: rigide, koppig, gierig, vrekkig, obsessief met netheid (verzamelaars?)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Fallische stadium

A
Fallische stadium: 36-60 maanden
Gratificatie door stimulering genitalia
Eerst auto-erotisch
Daarna op ouder van andere sekse
Competitie ouder van zelfde sekse
Narcistische fixatie (blz. 115 Kouwer)
Oedipus complex, Electra complex
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Castratieangst

A

identificatie vader

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Penisnijd

A

identificatie met moeder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Identificatie

A

formatie superego

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q
Libidineuze fixatie (M)
Libidineuze fixatie (V)
A
Libidineuze fixatie (M): Don Juan / Macho gedrag, sterke mannelijkheid: gericht op succes en macht
Libidineuze fixatie (V): Verleiding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Fallische stadium

Narcistische fixatie:

A
Naïeve concurrentiehouding: alles wat
gevoel van eigenwaarde versterkt en
de ijdelheid streelt: prijzen winnen,
zich laten fotograferen, bergbeklimmen,
vanaf grote hoogte neerkijken op de
medemens, etc. 

(blz. 115 Kouwer)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Latentieperiode

A

Latentieperiode: 6-12 jaar
Seksuele en agressieve driften zijn minder actief
Ego en superego ontwikkelen zich
Drifthuishouding beter in de hand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Genitale stadium

A

Genitale stadium: vanaf puberteit
Liefde voor anderen
Goed gesocialiseerde en zorgzame volwassene
Restanten van onverwerkte conflicten in vroegkinderlijke stadia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Defensiemechanismen(Afweer, Angst, Zelfbescherming)

A
Repressie = Verdringen
Ontkenning
Projectie
Rationalisatie
Intellectualiseren
Reactieformatie (overdekken tegendeel)
Regressie
Verplaatsing, sublimatie
22
Q

Ontkenning

A

Onbewust ontkennen dat een gebeurtenis heeft plaatsgevonden of dat een bepaalde situatie bestaat
Niet tot het bewustzijn laten doordringen
Bij kinderen vaker dan volwassenen
Kost wel energie
Fundamentele attributiefout (reden voor falen buiten het zelf gelegd)

23
Q

Projectie

A

Het op onbewuste wijze toeschrijven van de eigen onacceptabele impulsen, acties en eigenschappen aan een ander
Reduceert angst
Kost wel energie
Staat de expressie van id-impulsen toe op een verwrongen manier

24
Q

Rationalisatie

A

Het op onbewuste wijze vinden van een verklaring voor een gedrag dat gedaan werd uit onacceptabele impulsen (belastingontduiking)

Verklaringen geven voor mislukkingen, teneinde het zelfbeeld intact te laten

25
Intellectualiseren
Dissociëren van gevoelens en gedachten over bedreiging | Afstandelijk beschouwen van gevaar zonder het gevaar te voelen
26
Reactieformatie / Overdekken met het tegendeel
Benadrukken van het tegenovergestelde van de onacceptabele impuls (dominantie – onderdanigheid) Buitenproportioneel positief (doodknuffelen)
27
Regressie
Terugval naar een infantieler stadium In tijden van extra spanning In depressieve episoden
28
Verplaatsing en sublimatie
Verschuiven naar / afreageren op een ander doel / object. Onbewust Impuls in een acceptabeler richting omvormen: creativiteit, succes Sublimatie is een volwassen afweermechanisme: voorkomt problemen.
29
Het onbewuste onthult zich:
``` Vergeten, verspreking, verschrijving Ongelukken Humor Dromen Onbewuste inhoud: latente droom Droomwerk door het ego Manifeste droom (wat je je kunt herinneren) ```
30
Psychoanalytische behandeling:
``` Vrije associatie Droom Interpretatie Projectieve technieken Weerstand Overdracht Inzicht ```
31
Nieuwe ontwikkelingen
Neo-analytische beweging Ego-psychologie Objectrelaties Naar een veilige identiteit (vb geen angst)
32
Neo-analytische beweging:
- Onbewuste blijft een rol spelen - Gedrag is resultante van interne conflicten (emoties, motivatie, etc) - Kindertijd belangrijke formatieve fase, ihb volwassen relatievorming - Mentale representaties van het zelf - Rijping van afhankelijkheid naar onafhankelijkheid - Ego is belangrijker dan seksualiteit
33
Ego-Psychologie | Aanpassing en Autonomie
Aanpassing aan de omgeving is het einddoel van gedrag > Identiteit De mens verkrijgt bevrediging van Ego-processen zoals denken, plannen, schaken, voorstellen, etc. Door efficiëntere Ego-processen heb je een betere aanpassing aan de wereld > veiliger identiteit
34
Ego-Psychologie | Functionele autonomie
Ego-processen om de omgeving te beheersen en om doelen te bereiken Ego-proces dat een specifiek doel diende, kan doel op zich worden (lijnen, sport) Ego-processen kunnen een bron van plezier en bevrediging vormen
35
Object relaties
Fundamentele ego-functie: ego-cathexis: een band vormen met de ander, hechting Patronen van omgang met anderen zijn gevormd in de kindertijd Deze patronen hebben de neiging steeds opnieuw terug te keren.
36
(Object relaties) | Symbiose
Symbiose > separatie-individuatie Separatie-angst Geinternaliseerde object-relatie: Beeld van de moeder die symbolisch altijd aanwezig is Latere leeftijd: reactie naar anderen imiteert reactie naar moeder (afhankelijk-onafhankelijk / afwijzing) De wijze van reageren op anderen (moeder) in de kindertijd vormt de wijze van reageren op anderen later in de volwassenheid. Het is de kern van de persoonlijkheid. Het kleurt de wijze waarop je de wereld waarneemt.
37
Zelf-psychologie: Zelf-object: Mirroring:
Kohut: Mensen hebben narcistische behoeften (op het zelf gerichte behoeften), die door anderen bevredigd moeten worden Zelf-object: iemand anders die jouw behoeften kan bevredigen (extensie van het zelf) Later: de ander voor zover die past binnen de structuur van het zelf Mirroring, spiegelen, maakt het kind tot het centrum van het universum Grandiositeit wordt gekanaliseerd in realistische proporties (ambitie en zelfwaardering) Later: anderen worden ouder-substituten en je verwacht van hen dat ze jou spiegelen zoals je ouders deden
38
Karen Horney | Basale angst
Basale angst: gevoel in de steek gelaten te zijn, hopeloos alleen in een vijandige wereld Basale angst leidt tot een behoefte aan liefde, indien hier niet aan wordt tegemoet gekomen, dan zullen gevoelens van angst en onveiligheid toenemen
39
Attachment theorie
Bowlby: attachment, een emotionele connectie, is een basisbehoefte Moeder: betrouwbare veiligheid van waaruit de wereld te exploreren valt Ainsworth: Veilige hechting: normal distress en happy enthusiasm on return Working models of relationships developed in childhood are carried into adulthood Veilige hechting: vertrouwen Ambivalentie: preoccupatie, kwetsbaarheid en onzekerheid Vermijdend: minder acceptatie van imperfecties bij hun partner, bang voor afhankelijkheid
40
(attachment theorie) | Onveilige gehechtheid:
Ambivalent: unusually upset when mother leaves and rejection and anger upon mother’s return, no soothing Vermijdend: stays calm when mother leaves and rejects and avoids her on return Disorganized / disoriented: freezing, veilig bij een ouder, niet bij de ander
41
Erikson: Psychosociale ontwikkeling
Levenslange ontwikkeling in stadia - Ego-identiteit en ontwikkeling - Bewuste ervaring van een zelf - Ego-identiteit verandert in reactie op de omgeving - Competentie / persoonlijke adequaatheid - Verlangen naar competentie Iedereen gaat door een conflict, een psychosociale crisis, een keerpunt, met een potentie om te groeien Ieder stadium: transacties met sociale realiteit Ieder stadium conflict tussen twee tegengestelde kwaliteiten Psychosociaal i.p.v. psychoseksueel Fixatie: stilstand in crisis
42
(Erikson: psychosociale ontwikkeling) | Infancy
``` Infancy (eerste jaar): Vertrouwen versus wantrouwen Veiligheid (wereld is voorspelbaar) Hoop en optimisme dat verlangens haalbaar zullen blijken te zijn Mensen zijn te vertrouwen (of niet >>> achterdocht isolement) ```
43
(Erikson: psychosociale ontwikkeling) | Early childhood
``` Early childhood: tweede - derde jaar Autonomie vs schaamte en twijfel Winnen van controle over acties Twijfels over onafhankelijkheid acties Gericht op autonomie - competentie Wilskracht Basic trust > meer autonomie ```
44
(Erikson: psychosociale ontwikkeling) | preschool
``` Preschool: 3-4 jaar: Initiatief vs schuld Verlangen naar kracht en macht Te vaak afkeuring: schuld Resultaat: Doelgerichtheid Basic trust > initiatief en doelgerichtheid ```
45
(Erikson: psychosociale ontwikkeling) | schoolleeftijd
``` Schoolleeftijd: 4-11 jaar: Industry vs inferiority Presteren vs minderwaardigheid Competentie Sociaal acceptabele prestaties, sociale rollen ```
46
(Erikson: psychosociale ontwikkeling) | adolescentie
``` Adolescentie: 12-20 jaar Identiteit vs rolverwarring Wie ben ik, welke rollen? Persoonlijke continuïteit en congruentie Identiteit, trouw aan jezelf ```
47
(Erikson: psychosociale ontwikkeling) | young adulthood
Young adulthood: 20-30 jaar Intimiteit vs isolement Liefde Sterke identiteit > capaciteit voor intimiteit (minder vaak gescheiden)
48
(Erikson: psychosociale ontwikkeling) | volwassenheid
Volwassenheid (tot 60/70 jaar) Generativity vs stagnation Voortbrengen/planten vs stagnatie Verlangen dingen te creëren die jou overleven (boeken, lesgeven)
49
(Erikson: psychosociale ontwikkeling) | old age
Old age: 70+ Ego-integrity vs despair Evaluatie van het eigen leven Wijsheid of bitterheid?
50
Problemen in relaties: Narcisme
``` Narcissism (narcisme) (blz 265. Larsen e.a) Anderen zijn er om mij te bewonderen Grandiositeit en belangrijkheid Behoefte aan aandacht en bewondering Entitlement (recht hebbend op) Buiten anderen uit De enige persoon om te vertrouwen ben ik zelf > liefde voor zichzelf Bewonderende partner Woede bij kritiek > gewelddadig ```
51
Problemen in relaties: Neurotische behoefte
Neurotische behoeften: Aan liefde en waardering > afhankelijkheid Aan onafhankelijkheid en zelfgenoegzaamheid > eenzaamheid Aan macht, prestige, ambitie, perfectie > uitbuiting
52
Problemen in relaties: Depressie
Depressie Vanwege ouderlijke afwijzing / verwerping door anderen Emotionele verwaarlozing