HC 9 Flashcards

1
Q

Survey:

A

een vragenlijst met daarin open of gesloten vragen om bepaalde onderwerpen te onderzoeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Voordelen survey:

A
  • Een mogelijkheid om veel informatie te verzamelen. Als onderzoeker kan je namelijk zelf het vraagformat kiezen. Ook kan je makkelijk aan veel proefpersonen komen.
  • De groep proefpersonen kan snel bevraagd worden.
  • Generalisatie naar een bredere populatie is vaak mogelijk.
  • Geringe sociale wenselijkheid, dit komt door de anonimiteit van de survey.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Nadelen survey:

A
  • Een survey heeft een beperkend vragenformat. Het is lastig om op sommige vragen een ja of nee antwoord te geven. De antwoordopties zijn dus beperkt.
  • Je kan meestal geen causale uitspraken doen over de uitkomsten van een survey. Er kunnen geen oorzaak-gevolg relaties onderzocht worden met een survey. Met een longitudinaal onderzoek kan dat wel.
  • Er worden heel veel surveys gedaan waardoor sommige onderwerpen overbevraagd zijn (bv. een survey voor leerlingen over het functioneren van de school). Dit maakt de bereidheid tot deelnemen vaak minder.
  • De betrouwbaarheid van self-reports is niet zo hoog. Het is bekend dat er een verschil zit tussen wat mensen aangeven wat ze doen en wat men echt doet. Dit komt door verschillende oorzaken:
  • Sociale wenselijkheid
  • Men vindt het lastig om zijn eigen gedrag in te schatten
  • Men geeft vaak antwoorden waarvan men denkt dat de onderzoeker daarnaar op zoek is.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Cross-sectioneelonderzoek :

A

is een survey die op een bepaald moment wordt afgenomen. Deze survey wordt bijvoorbeeld eenmalig op een dag afgenomen. Hiermee wordt er onderzocht wat er op een bepaald moment gebeurde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

longitudinaal onderzoek :

A

duurt veel langer, er worden meerdere surveys afgenomen en dit gebeurt meestal onder dezelfde groep. Hierdoor is het dus mogelijk bij een longitudinaal onderzoek om wel causale uitspraken te doen over de resultaten van het onderzoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Trend survey:

A

Dezelfde items worden meerdere keren door de tijd heen gemeten met dezelfde vragen. Dit gebeurt bij verschillende steekproeven van een bepaalde populatie. Het voordeel van een trend onderzoek is dat de onderzoekers geen last hebben van uitval bij de proefpersonen. Het nadeel van zo’n onderzoek is dat de verschillende groepen proefpersonen nooit 100% gelijk kunnen zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Panel survey:

A

Dezelfde items worden meerdere keren gemeten door de tijd heen bij dezelfde proefpersonen. Er is dus eigenlijk een panel van deelnemers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Cohort survey:

A

Dit is een trendstudie maar dan gefocust op een populatie die iets gemeenschappelijks heeft. Bijvoorbeeld: iedereen is geboren in hetzelfde jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Cross lagged survey:

A

Deze soort survey is vergelijkbaar met een longitudinaal onderzoek. De afhankelijke en onafhankelijke variabelen worden op twee verschillende tijdstippen gemeten. De relaties tussen die variabelen worden bestudeerd om causale verbanden na te gaan. Het verschil met een panelstudie is dat de focus meer ligt op causale relaties bij de cross-lagged studie en bij een panelstudie ligt de focus meer op de verandering van bepaalde variabelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Manieren waarop je een survey op kan nemen:

A
  • Face to face
  • Telefonisch
  • E-mail
  • Online survey
  • Mobiele survey
  • Online + mobiele survey
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Face to face survey:

A

De vragen van de survey worden voorgelezen door de interviewer en de interviewer schrijft ook zelf de antwoorden op. Dit heeft als voordeel dat participanten eerder geneigd zijn om antwoorden te geven. Het nadeel is wel dat het vee training en tijd kost om de surveys af te nemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Telefonische survey:

A

Deze manier was vroeger erg makkelijk om geografisch gezien een random steekproef te trekken door het telefoonboek te gebruiken. Door de komst van smartphones is dit veel moeilijker geworden. Met de telefoon kunnen ook pushbutton surveys worden uitgevoerd. Dit gebeurt door middel van computers en computerstemmen. Deze manier van surveys afnemen is erg goedkoop maar het heeft ook een lage responsiegraad. Ook moet de survey erg kort zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Email survey:

A

Deze manier is handig voor het bevragen van complexe vragen waar respondenten wat langer over moeten nadenken. Een nadeel is dat de e-mail ook in een spambox kan belanden en dat die daardoor nooit gezien en beantwoord zal worden. Ook moeten vragen begrijpelijk en niet dubbelzinnig zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

online survey:

A

De voordelen van het gebruik van een online survey is dat het snel en goedkoop is, een groot geografisch gebruik heeft en de mogelijkheid heeft om audio, video en afbeeldingen toe te voegen aan de vraag. Ook krijg je informatie over de manier waarop de data verzameld is. Het nadeel van een online survey is dat het lastig is om online een goede steekproef te trekken. Dot heeft invloed op de generaliseerbaarheid van de onderzoeksresultaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Mobiele survey:

A

Deze soort survey kan altijd en overal vanaf je telefoon worden ingevuld. Waar op gelet moet worden is dat de lay-out van de survey is aangepast aan een klein scherm en dat de vragen niet open zijn (want mensen houden niet van typen op hun telefoon als ze ook meerkeuzevragen kunnen beantwoorden). Het kan zijn dat mensen afgeleid worden als ze de survey invullen op hun smartphone. Ook blijkt dat mensen 2 tot 3x sneller stoppen met een mobiele survey dan bij een survey die wordt afgenomen op een PC.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Online + mobiele survey:

A

Met een online of mobiele survey heb je enkele extra vraagmogelijkheden. Zo kan je sommige vragen automatisch laten overslaan. Ook heb je filtervragen waarmee respondenten die niet tot de doelgroep behoren automatisch naar het einde van de vragenlijst gestuurd worden. Daarnaast kan je ook audio of afbeeldingen toevoegen en zijn er antwoordmogelijkheden die niet op papier mogelijk zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Tips voor het afnemen van een survey:

A

Er zijn een aantal tips voor het afnemen van een survey:

  • Test de survey vooraf uit, dit heet pretesten.
  • Maak gebruik van gevalideerde schalen, indien dat mogelijk is.
  • Bij de introductie moet je om informed consent vragen aan de deelnemer.
  • Er zijn verschillende vraagmogelijkheden
18
Q

Vraagmogelijkheden in een survey:

A
  • open vragen
  • Dichotome vragen
  • Meerkeuzevragen
19
Q

Open vragen:

A

Respondenten moeten de vragen in eigen woorden beantwoorden. Het voordeel hiervan is dat je inzichten krijgt die je niet zou krijgen met gesloten vragen. Deze manier van vragen stellen levert rijkere informatie op. Het nadeel hiervan is dat het veel tijd kost om alle antwoorden te analyseren en te verwerken.

20
Q

Dichotome vragen:

A

Respondenten moeten de vragen beantwoorden door te kiezen uit een van de antwoordmogelijkheden (meestal: ja/nee). Het voordeel hiervan is dat het makkelijk te coderen is en dat de antwoorden makkelijk te analyseren zijn. Het nadeel hiervan is dat het soms moeilijk is om te kiezen uit de antwoordmogelijkheden, Als er meer dan twee mogelijke antwoorden zijn dan is het beter om een meerkeuzevraag te gebruiken.

21
Q

Meerkeuzevragen:

A

Respondenten moeten de vragen beantwoorden door te kiezen uit een van de antwoordmogelijkheden. De respondenten moeten een antwoord selecteren die van toepassing is op hen, of alle antwoorden rangschikken.

22
Q

Soorten misinterpertaties:

A
  • leidende vragen
  • dubbele vragen
  • geframede vragen
  • dubbele ontkenning
23
Q

Leidende vragen:

A

je leidt de respondent naar een bepaald antwoord.

24
Q

dubbele vragen:

A

twee vragen tegelijk stellen, het is beter om deze op te splitsen.

25
Q

Geframede vragen:

A

de woorden die je gebruikt/de volgorde van de vragen kan ook antwoorden van respondenten beïnvloeden.

26
Q

Dubbele ontkenning:

A

een dubbele ontkenning zoals ‘nooit geen’ is zeer moeilijk te begrijpen.

27
Q

De volgorde van de vragen in een survey is als volgt

A
  • Van algemeen naar specifiek.
  • Van relevant naar minder relevant.
  • Van aangenaam naar onaangenaam.
  • Vragen met hetzelfde antwoordformat komen na elkaar. Ook vragen over hetzelfde onderwerp komen na elkaar.
  • In sommige gevallen moeten respondenten doorverwezen worden naar andere vragen of het einde van de survey met gebruik van vertakkingsvragen
28
Q

Responsiepercentage:

A

het percentage van de mensen waaraan gevraagd is om deel te nemen aan het onderzoek, dat ook daadwerkelijk heeft deelgenomen aan de survey.

29
Q

strategieën om een hoog responsiepercentage te krijgen:

A
  • Stel jezelf voor en geef aan waarom er data verzameld wordt (verwijs bijvoorbeeld naar de onderwijsinstelling).
  • Geef duidelijk aan wat het doel is van het onderzoek en waarom het belangrijk is om dit te onderzoeken.
  • Geef aan dat de vragenlijst anoniem is (indien mogelijk) en geef aan hoe men zal omgaan met de gegevens en hoe deze verwerkt zullen worden (vertrouwelijkheid).
  • Zorg dat de respondenten de vragenlijst kunnen invullen op een moment dat voor hen het beste uitkomt.
  • Stuur herinneringen over de deelname aan het onderzoek.
  • Bedank respondenten voor hun deelname.
  • Geef aan dat respondenten op de hoogte worden gehouden van de resultaten als ze dat willen en vertel indien nodig over het doel van het onderzoek (debriefing).
  • Voorzie van een incentive of beloning.
30
Q

Big data:

A
  • De hoeveelheid data (Volume).
  • De snelheid waarmee de data binnenkomen (Velocity).
  • De diversiteit van de data (Variety).
31
Q

Voordelen big data onderzoek

A
  • De data zijn goedkoop en je kan snel heel veel data verzamelen.
  • De data scoren hoog op ecologische validiteit want ze zijn vaak een bijproduct van menselijk gedrag.
  • Als je ook contextuele data hebt over hetzelfde onderwerp (bv. via een survey of interview) dan geeft dat de mogelijkheid om allerlei onderzoeksvragen te exploreren. Dit exploreren begint vaak bottom-up. Onderzoekers starten zonder onderzoeksvraag en gaan op zoek naar patronen om die vervolgens te kunnen verklaren.
  • Als je ook contextuele data hebt dan geeft dat de mogelijkheid om moeilijk bereikbare groepen te onderzoeken.
32
Q

Nadelen big data onderzoek:

A
  • Er is sprake van een availability bias. De data worden maar gebruikt omdat het er is. Het is beter om dingen te onderzoeken met een onderzoeksvraag, een hypothese en een geschikte methode.
  • Datasets zijn vaak wel groot, maar ze richten zich maar op een platform. Het kan zijn dat mensen zich anders gedragen op het ene platform dan op het andere platform.
  • De datasets zijn groot, maar het is de vraag of het wel nodig is om te werken met zo’n grote dataset. Vaak is een kleinere dataset ook goed om te gebruiken.
  • Data ownership en anonimiteit zijn vaak een probleem bij Big Data onderzoek. Mensen moeten toestemming geven voor het gebruik van hun data maar dat gebeurt vaak niet. Als het wel gebeurt via gebruikersovereenkomsten dan is dat vaak nog niet heel ethisch aangezien veel mensen niet precies weten wat er allemaal in een gebruikersovereenkomst staat en wat het betekent.
  • Doordat er geen hypothese gedreven onderzoek plaatsvindt, kunnen er spurious correlations ontstaan. Dit zijn correlaties tussen resultaten zonder dat er inzicht is in waarom er samenhang is tussen deze resultaten.
33
Q

Triangulatie:

A

meerdere onderzoeksmethoden en bronnen met elkaar te combineren.Dit is betrouwbaar omdat informatie dan meerdere keren gecheckt kan worden.

34
Q

Kanssteekproeven/ toeval steekproeven

A

Simple random sampling

  • Stratified random sampling
  • Quota random sampling
35
Q
  1. Niet-kanssteekproeven/niet-toevalssteekproeven
A

Een niet-kanssteekproef is een steekproef die statistisch gezien niet representatief is voor de populatie maar een steekproef die wel theoretisch gezien relevant is.

36
Q

Er zijn verschillende soorten niet-kanssteekproeven:

A
  • Conceniece sampling
  • Purposive/ judgmental sampling
  • Quota sampling
  • Netwerk/ snowball sampling
37
Q

Convenience sampling

A

Mensen worden gecontacteerd die voor de onderzoeker makkelijk te bereiken zijn, er is sprake van een gelegenheidssteekproef.

38
Q

Purposive/judgmental sampling

A

Je kiest heel doelbewust bepaalde proefpersonen, bijvoorbeeld mensen met bepaalde kennis of ervaringen. Er is sprake van een selecte steekproef.

39
Q

Quota sampling

A

Er worden proefpersonen verzameld met bepaalde eigenschappen die in dezelfde verhoudingen als in de steekproef terugkomen in de populatie.

40
Q

Network/snowball sampling

A

Er wordt door de onderzoekers aan geschikte participanten gevraagd of ze nieuwe deelnemers kunnen vragen voor het onderzoek.

41
Q

De grootte van de steekproeven hangt af van:

A
  • De beschikbare tijd en middelen van onderzoekers
  • De aard van het onderzoek
  • De statistical confidence (statistische betrouwbaarheid). Voor een betrouwbaarheid 100% moet je iedereen van de populatie bevragen.
  • De homogeniteit van de populatie. Hoe homogener de populatie, hoe minder proefpersonen er nodig zijn. Hoe heterogener de populatie is, hoe meer proefpersonen er nodig zijn.
  • De standaardfout (standard error): dit is de maat die weergeeft in welke mate een score varieert in de steekproef. Het beste is om een zo klein mogelijke variatie te hebben.
42
Q

Sampling frame:

A

een lijst van alle eenheden van een bepaalde populatie