HC Animal Renal Systems Flashcards

(37 cards)

1
Q

Nieren zorgen ervoor dat er … urine wordt geproduceerd

A

geconcentreerde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Homeostase

A

Constantheid van het interieur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Homeostase van welke factoren?

A

Kalium/natrium, calcium, vochtbalans, zuurgraad, temperatuur, osmolariteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Organen voor homeostase

A

Nieren (zuivering bloed), spieren (suikeropslag), lever (detoxificatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Benoem de weefselcomponenten: Interstitium, interstitiële ruimte en interstitiële vloeistof bepalen de

A

Milieu extérieur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bloed componenten

A

Bloedcellen en bloedplasma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Milieu intérieur: Wat bevat het bloedplasma?

A

Plasma-eiwitten als immunoglobulinen, hormonen, albumines, en ionen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hematocriet

A

Waarde: volume bloed ingenomen door rode bloedcellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Epo als doping

A

Verhoging hematocriet, maar het bloed wordt dan visceuser: kans op herseninfarct of hartinfarct door embolie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kraakbeencellen

A

-Chondrocyten –> komt uit een chondroblast na differentiatie
-Chondroblasten –> vorming kraakbeen (zichzelf inbouwen)
-Chondroclasten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Kraakbeenmatrix

A

Collagene vezels, eiwitten, proteoglycans, en weefselvocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Colloïd osmotische druk

A

Drukverschil van twee eiwithoudende oplossingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurt er met het weefselvloeistof (dynamiek)

A

Een deel gaat via het lymfe weg en een deel wordt met de colloïd osmotische druk naar de bloedbaan teruggetrokken.
> defect > oedeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hongeroedeem

A

Door afname colloïd osmotische druk door tekort aan eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Pitting oedeem

A

Door beschadiging van gewrichten (zwelling)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Zwangerschap oedeem

A

Oedeem bij de bekken, door indaling van het kind > dichtdrukken lymfevaten in de liezen.

17
Q

Olifantenziekte / elephantiatis

A

Oedeem door wormen, obstructie van lymfevatenstelsel

18
Q

Wat is essentieel voor de lymfe circulatie

A

Spieractiviteit

19
Q

De zalm, de aal en de tilapia zijn ….

A

migrerende vissen

20
Q

Hypertone omgeving

A

Omgeving heeft hoog osmotische waarde, hoge osmotische druk naar buiten vanaf milieu interieur.

21
Q

Isotoon en hypotoon

A

Isotoon: gelijke osmotische omgeving
Hypotoon: laag osmotische omgeving

22
Q

Zoutwater naar zoetwater migratie (+adapties)

A

Naar hypotoon milieu
>Adapties: huid is ondoordringbaar, zoutcellen in kieuwen (want het water is niet zout wat ze drinken) en nieren

23
Q

Zoetwater naar zoutwater migratie (+adapties)

A

Naar hypertoon milieu
>Adapties: water eruit dus constant drinken

24
Q

(Kraak)beenvissen, osmoregulatie

A

Osmotische waarde van lichaamsvloeistof is lager dan dat van het zeewater
> adapties: constant drinken, zoutsecreterende cellen (zout opvangen en uitscheiden van wat binnenkomt), ammoniak verlaat het dier via de kieuwen.

25
Kraakbeenvissen adaptie tegen uitdroging in hypotone omgeving
Ureum in bloed > trekt water aan. en zout secretie door rectaalklier.
26
Balans water opname en verlies: hoe verliezen dieren water?
-Longen: uit de alveoli, indien koud -Faecces -Huid, zweet -Maar vooral via urine
27
Opname water door dieren
-Drinken -Vocht uit voedsel -Verbranding van voedsel
28
Excretie stikstof residuen: producten (in urine)
-Vissen: ammoniak (maar ongeschikt voor landdieren: kost veel water) -Amfibieën en zoogdieren > in ureum -Reptielen, vogels, insecten, landslakken: urinezuur
29
Excretiemechanisme gewervelden
Nieren
30
Excretiemechanisme eencellige: pantoffeldiertje
Contractiele vacuole: overmaat water en N-houdend afval gaat de cel uit > periodiek actief transport naar vacuole naar PM.
31
Excretiemechanisme platwormen
Vlamcellen >Met cilia naar nephridioporus (opening naar externe milieu) voor uitscheiding >Homeostase door filteren weefselvloeistof en uitscheiden van afval >Excretorische buisjes (proto-nephridia) monden uit op nephridioporus
32
Excretiemechanisme rondwormen
H-cellen
33
Excretiemechanisme gesegmenteerde wormen (annelida)
Meta-nephriden >Gekoppeld aan gesloten bloedvatenstelsel >Zuivering lichaamsvloeistof en uitwisseling met bloed >Niertrechter (nephrostoom) in coeloom (lichaamsvloeistof) met cilia >kronkelende buis (met netwerk van capillairen), een blaas die uitmonden op de nephriporus (uitscheiding)
34
Excretiemechanisme van insecten
Buizen van Malpighi (uitstulpingen darmkanaal) >Blindzakken van darmkanaal omspoeld door hemolymphe >Uitscheiding vloeistof met N-houdend afval >Proximale deel einddarm: resorptie water >Via rectum gaat N-houdend afval eruit met de feces via dezelfde weg (urinezuur)
35
Lever functies en cellen
-Detoxificatie -Opslag van glucose -Homeostase -Chloragogeencellen -Middendarmklier
36
Functionele eenheid lever
Acinus
37
Waarom heeft het pantoffeldiertje een erg lange lis van Henle?
Omdat ze in een droog milieu leven en veel aan terugresorptie moeten doen.