HC Urigenitaal Systeem Flashcards

(62 cards)

1
Q

Hoeveel liter filteren de nieren per dag?

A

100L

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoeveel procent van het vocht wordt teruggeresorbeerd?

A

99%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Een nier heeft hoeveel nefronen?

A

1 miljoen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Functies van de nieren

A

-Handhaving totale lichaamsvocht
-Handhaving osmolaliteit
-Handhaving zuurgraad lichaamsvocht
-Handhaving extracellulare ionenconcentraties
-Uitscheiding afvalstoffen
-Uitscheiding lichaamsvreemde stoffen: toxines/farmaca

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe wordt totale lichaamsvocht gereguleerd door de nieren?

A

Gereguleerde uitscheiding natrium- en chlorideionen > water volgt door diffusie en osmose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de osmolaliteit en wat is de normale waarde? Wat wordt hiervoor gehandhaafd?

A

Hoeveelheid werkzame osmotische opgeloste stoffen per kg lichaamsvocht, normaal 280-300 mOsm/kg en handhaving door gereguleerde uitscheiding van water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe wordt de zuurgraad gereguleerd door de nieren?

A

regulatie HCO3- en H+

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Uitgescheide afvalstoffen via nieren

A

-Ionen
-Ureum (afval eiwitmetabolisme)
-Creatinine
-Urinezuur (restproduct DNA)
-Urobiline (afval hemoglobine, geel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke hormonen maken de nieren? en wat is hun functie?

A

-Epotropoëtine > stimulatie productie erytrocyten
-Renine (enzym) > reguleert bloeddruk via RAAS (renine-angiotensine-aldosteron-systeem)
-Calcitriol > actieve vorm van vitamine D3 die de calciumopname bevordert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Nieren doen aan gluconeogenese, wat is dt?

A

Vorming van glucose door omzetting van lactaat bij zware inspanning.
> handhaving bloedsuikerspiegel bij vasten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Aanvoerende vaten van de nieren zijn aftakkingen van de …. en de afvoerende vaten zijn aftakkingen van de …

A

Aorta, vena cava

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Route vanuit nieren

A

Ureter > Urineblaas > Urethra

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke hormonen maken de bijnieren?

A

-Adrenaline (epinephrine)
-Noradrenaline
-Aldosteron
-Cortisol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Heeft de bijnier een functionele verbinding met de nier?

A

Nee.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Onderdelen nier

A

Niermerg > medulla
Nierschors > cortex
Nierkelken > Calyx
Nierbekken > Pelvis renalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Beginsel ureter

A

Vanuit de calyx naar de pelvis renalis tot de ureter als buis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe heet het haarvatennet bij het nefron?

A

Glomerulus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Route bloed langs de nier

A

Aorta > afferente arteriole > glomerulus > efferente arteriole > peritubular capillaries/vasa recta > inferior vena cava

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoeveel procent van het bloed gaat langs de >1 miljoen glomeruli?

A

90%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat gebeurt er met het bloed in de glomerulus?

A

Filtratie naar buiten de vaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welk kapsel van het nefron ligt om de glomerulus kluwen heen om het gefiltreerde bloed op te vangen?

A

Kapsel van Bowman

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Route voorurine vanaf Kapsel van Bowman

A

Proximale tubulus > lis van Henle > distale tubulus > verzamelbuis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke arteriole bij de nieren is dikker: de afferente of efferente?

A

De afferente arteriole

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoeveel procent van de Cardiac Output (CO) ontvangen de nieren in rust?

A

20% (1.2 l/min)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Hoeveel liter bloed komt er dagelijks in het filtraat bij de glomeruli? Hoeveel procent daarvan wordt gereabsorbeerd?
180 l/dag, >99% reabsorptie, <1% (1.5 l/dag) uitgescheiden (urine)
26
Hoeveel procent van onze O2 gebruiken de nieren in rust?
20 tot 25 %
27
Corticale nefronen
-85% van de nefronen -Kleine glomerulus -Korte lis van Henle -Glomerulus in buitenste laag cortex -Efferente arteriole mondt uit in peritubulair cappilair netwerk
28
Juxtamedullaire nefronen
-15% van de nefronen -Grote glomerulus -Grotere lis van Henle -Glomerulus dichter bij overgang van schors naar merg -efferente arteriole mondt uit op vena recta.
29
Wat zijn podocyten?
Cellen als deksels van de poriën van de glomeruli. > vorming spleetdiafragma (4 x 14 nm) met opening voor kleine deeltjes
30
Hoe heet het geheel: glomerulus bedekt met podocyten + ruimte van Bowman + kapsel van Bowman?
Lichaampje van Malphigi
31
Wanneer begint het transepitheliale proces van reabsorptie?
Als het filtraat de proximale tubuli ingaan
32
Welke drie membranen moeten stoffen uit de voorurine vanuit het lumen van het nefron passeren voor reabsorptie?
Lumen > tubulaire cel (2 membranen) > interstitium > capillair
33
Belangrijke stoffen op bepaalde locaties van het nefron kunnen paracellulair gereabsorbeerd worden, hoe?
Via de tight junctions tussen de cellen. (maar 1 membraan bij capillair)
34
Reabsorptie in proximale tubulus (eerste stap)
Natriumionen >cotransport met glucose in tubulaire cel >actief uitgepompt via Na/K pomp ([Na] in cel laag houden) >Diffusie in peritubulaire capillair >Passieve reabsorptie water door uittreding natriumionen
35
Gevolg uittreding natriumionen
Geconcentreerder lumen in de buis >uittreding ionen en, vetoplosbare stoffen als ureum uit het lumen via diffusie.
36
Wat hebben ionen nodig voor uittreding uit het nefron?
Een carrier voor cotransport
37
Uitgescheiden afvalstoffen die niet worden gereabsorbeerd
Creatinine > afvalstof creatinefosfaat Urinezuur > afval DNA Ureum > afval eiwit Urobiline > afval hemoglobine
38
Hoe ontstaat een maximum op de ionenreabosorptie?
Maximum aantal carriers >Diabetespatiënten (diabetes mellitus) hebben teveel glucose in hun urine (carriers blijven over)
39
Resultaat reabsorptie in proximale tubulus
-Volledige reabsorptie van glucose en aminozuren -Meerderheden van ionen en water en bicarbonaat -40 ml/min van de 125 ml/min blijft over
40
Niet of nauwelijks gereabsorbeerde stoffen
-Niet goed vetoplosbaar -Geen carrier -Afvalstoffen (ureum: 50% reabsorptie)
41
In de lis van Henle is de watertransport niet meer gekoppeld aan de zoutreabsorptie. Hoe?
Watertransport is alleen mogelijk in het dalende deel en zoutreabsorptie alleen in het stijgende deel.
42
Dalende deel lis van Henle
Uittreding water omdat de medulla renalis een hogere osmotische waarde heeft dan de cortex renalis. >Via aquaporines type 1 (apicaal en basolateraal)
43
Wat gebeurt er met de zoutconcentratie in de U buis van de lis van Henle?
De zoutconcentratie stijgt
44
Stijgende deel lis van Henle
concentratie in lumen hoger dan in de omgeving > passieve uittreding zouten in de tAL (thin ascending limb) - carriers nodig - ionkanalen met subunit barttin. (natrium paracellulair, chloride via chloridekanaal) >Actief transport in TAL (thick ascending limb) - natrium trekt chloride en kalium mee. via de carrier de tubulaire cel in - uit via chloride ionkanaal met Na/K pomp - kalium via kaliumkanalen reset -paracellulair: Ca2+ en Mg2+
45
Waarvan is de paracellulaire route afhankelijk?
Het type claudine in de tight junction epitheel (OSOM en ISOM)
46
Reabsorptie in distale tubulus
- Nog 25 ml/min over en 10% NaCl en 25% water -Reabsorptie NaCl via Na/Cl cotransporters
47
Reabsorptie in verzamelbuis
-Natriumkanalen halen natrium op -Kaliumkanalen (naar lumen) -tubulaire cel bevat Na/K pomp aan interstitium zijde -Facilitated transport van ureum -Water via aquaporine 2 de cel in en via aquaporines 3/4 eruit
48
Wat doet ANP?
Het remt natriumreabsorptie (en van water) Vaatverwijdend > bloeddrukverlagend
49
Effect vasopressin / ADH
Bevorderen reabsorptie van water, stimulatie van aquaporine 2 voor doorgang. >Alcohol remt afgifte van ADH Vaatvernauwend, bloeddrukverhogend
50
Hormonale sturing bij verzamelbuis: RAAS systeem.
Bloeddruk daalt > Nieren maken renine: zet angiotensinogeen om in angiotensine I > Via ACE (gevormd in longen): zet angiotensine I om in angiotensine II (hormoon) >Angiotensine II doet bloeddruk stijgen (vernauwing arteriolen) en stimuleert secretie aldosteron (en ADH) in bijnier >Aldosteron laat indirect bloeddruk stijgen door vasthouden van zout.
51
Tubulaire secretie
Actief uitscheiden stoffen in de proximale tubulus zoals ureum en penicilline (en overmatig kalium)
52
Recycling ureum
Ureum draagt bij aan hoge osmolariteit diep in de medulla, waar de verzamelbuisjes permeabel zijn voor ureum > daardoor werkt de lis van Henle zoals gewenst: heropname in tAL >hogere zoutconcentratie en meer reabsorptie.
53
Osmoregulatie in lis van Henle
Hoe meer zout in stijgende deel wordt uitgepompt, hoe zouter interstitium, hoe meer water in dalende deel uitgescheiden >Voorurine wordt zouter, meer afgifte in stijgende deel. >positieve terugkoppeling
54
Osmoregulatie: hoe wordt het in stand gehouden
Door osmotische waarde van peritubulaire capillair/vasa recta die meeloopt met die van de tubulus door de ureumrecycling -ADH en aldosteron bepalen osmotische waarde
55
Normale osmolariteit (hoeveelheid werkzame osmotische opgeloste stoffen per liter) in urine
500-800 mOsm/L
56
Normale eindstand van nieren: reabsorptie, l/min urine uit 1.2 l/min voorurine
>99%, 1 ml/min urine uit 1.2 l voorurine
57
Klaring
Aantal ml plasma dat per minuut volledig van deze stof wordt gezuiverd
58
Klaring bij inuline in plasma. Waarom inuline?
Inuline wordt gefilterd maar niet gereabsorbeerd dus een mooie maat voor glomerulaire filtratiesnelheid (GFR)
59
Zuivering formule (mg/min)
Inuline in urine in mg/ml * snelheid in ml/min
60
GFR formule (klaring) (in ml/min)
Zuivering in mg/min / inuline in plasma in mg/ml
61
Hoe beweegt de urine vanuit de calyx en pelvis renalis door de ureter
Peristaltische beweging van glad spierweefsel om de ureter
62
Waarom hebben vrouwen eerder een bacteriële infectie van de blaas de mannen?
Een kortere urethra