HC week 3 Flashcards
(107 cards)
wat zijn belangrijke patiëntgegevens voor het opstellen van een differentiaal diagnose?
- demografische gegevens
- voorgeschiedenis
- immuunstatus
- anamnese
- lichamelijk onderzoek
(daarnaast nog epidemiologische gegevens en aanvullend onderzoek)
welke factoren zijn van belang bij de epidemiologie van infectieziekten?
- contacten (mens en dier)
- reizen, verblijf buitenland
welke vormen van aanvullend onderzoek zijn er (bij infecties)?
- beeldvorming (bv. X-thorax, CT, echo)
- klinisch chemisch onderzoek, hematologisch onderzoek
- lokale schade door microben of toxinen
- ontstekingsreacties (cytokinen, chemokinen, CRP, leukocyten (telling en differentiatie), lever- en nierfunctie)
- microbiologisch onderzoek (lab)
- aantonen ziekteverwekker
- van belang voor therapiekeuze en duur (anti-microbieel)
- gevolgen voor omgeving (gevaar transmissie, vaccinatie)
- epidemiologisch belang (preventie, incidentie, epidemieën)
- verminderde afweer?
–> mogelijkheid tot stellen diagnose en juiste behandeling kiezen = GEHEEL afhankelijk van kwaliteit ingezonden materiaal en vraagstelling
welk microbieel onderzoek zet je in voor bacteriën?
- kweek + gevoeligheidsbepaling
- moleculaire diagnostiek
welk microbieel onderzoek zet je in voor virussen?
- serologie
- moleculaire diagnostiek
welk microbieel onderzoek zet je in voor parasieten?
- direct preparaat
- moleculaire diagnostiek
welk microbieel onderzoek zet je in voor schimmels en gisten?
- kweek + gevoeligheidsbepaling
- moleculaire diagnostiek
wat is een direct preparaat (microscopie onderzoek)?
(NIET MOGELIJK BIJ VIRUS)
- diagnostiek direct op materiaal (objectglaasje)
(bv. liquor, pus, sputum, feces, bloed) - meestal d.m.v. kleuring (gramkleuring)
kan ook via andere kleuringen en lichtmicroscopie:
- auramine –> mycobacteriën (fluorescentie)
- blankophor –> funghi
- Ziehl Nielsen –> myocbacteriën
- jodine –> parasieten in faeces
wat zijn voordelen en nadelen van microscopisch onderzoek?
voordelen:
- meerdere micro-organismen samen
- snel
- in steriele materialen vooral van grote waarde (anders onderscheid lastiger)
- ook niet kweekbare micro-organismen aantoonbaar
nadelen:
- weinig sensitief
- voor nadere determinatie en gevoeligheidsbepaling andere technieken nodig
wat is een kweek?
mogelijk bij bacteriën en schimmels/ gisten
- micro-organismen in het lab laten vermenigvuldigen tot het er genoeg zijn om te ‘zien’
- kan vanuit diverse lichaamsmaterialen (sputum, pus, feces, urine, bot, bloed) (afhankelijk materiaal en vraagstelling)
- kan in vloeistof of op een agarplaat (afhankelijk materiaal en vraagstelling, soms speciale plaat nodig, anders banaal)
- meeste bacteriën zijn goed kweekbaar
bv. bij Legionella speciale plaat nodig
wat zijn selectieve en electieve kweekmedia? wat zijn de banale kweekmedia?
electief = vergemakkelijking determinantie
selectief = remming oninteressante flora
–> bloedagar = electief
–> chocoladeagar = electief
–> McConkey = selectief en electief
wat is een Maldi-TOF?
matrix assisted laser desorption/ ionisation time-of-flight analyzer
–> massa bacterie deeltjes meten
–> identificatie bacterie (of gist of schimmel)
wat is een gevoeligheidsbepaling en waarom doe je deze?
voor de vraag: welk antibioticum moet ik geven?
er zijn meerdere manieren op de gevoeligheid van bacteriën (en of schimmels) voor antibiotica vast te stellen
wat is een Bactec?
bloedkweek-incubator
(detecteert zuurstofverbruik, 37 graden)
–> werkt voor bacteriën en schimmels
wat zijn voordelen en nadelen van de kweekmethode?
voordelen:
- meerdere micro-organismen
- aansluitend identificatie en gevoeligheidsbepaling mogelijk
- redelijk sensitief
- relatief goedkoop
nadelen:
- alleen voor kweekbare micro-organismen
- soms arbeidsintensief (bv. virale kweek, daarom staat virus er niet bij)
welke factoren beïnvloeden het eindresultaat van een kweek?
- anti-microbiële therapie
- afname en transport patiëntmateriaal
wat is serologie?
- VOOR ALLEMAAL MOGELIJK
= meten van de immunologische respons van de gastheer tegen een micro-organisme
in acute fase van infectie is (meestal) micro-organisme specifiek IgM aantoonbaar (dagen tot weken erna)
–> later ook IgG (levenslang vaak)
welk principe volgt serologie?
- antigeen op onderzoeksmateriaal
–> primair antilichaam mens (patiënt) bindt
–> secundair antilichaam + label en substraat - hiermee kun je aantonen dat het antilichaam gebonden is aan het antigeen
wat zijn de voor- en nadelen van serologie?
voordelen:
- ook bij moeilijk te kweken micro-organismen
- immuniteit/ vaccinatierespons bepalen
- relatief goedkoop
nadelen:
- nauwelijks geschikt voor acute infectie (2e serum nodig)
–> enkele meting zegt niet genoeg, dagen tot weken meetbaar, afhankelijk van tijdsas
- aanvraag specifieke pathogenen nodig
- geen antibiogram (gevoeligheid)
- kruisreactiviteit (pathogenen onderling en bv. reumafactoren) (= niet-relevante antistof aantonen!)
- invasief onderzoek nodig
wat is de definitie van shock?
een acute levensbedreigende toestand waarbij de druk in de bloedvaten te laag is om de vitale lichaamsfuncties in stand te houden
–> doorbloeding (zuurstofvoorziening) van hart, hersenen en andere organen komt in het gedrang
–> afsterven cellen
wat zijn symptomen van shock?
- neurologisch
–> rusteloosheid, anxiety, slaapzucht, verwardheid
–> daling bewustzijn - respiratoir
–> snelle ademhaling, oppervlakkige ademhaling - metabolisme
–> lage temperatuur, dorst, acidose, lage urine output
–> droge slijmvliezen
–> misselijkheid en braken, risico voor aspiratie (braaksel naar longen –> chemische verbranding longen) - huid
–> bleek, klam, koel
–> capillary refill > 2 sec - cardiovasculair
–> tachycardie, zwakke pols, lage cardiac output, lage bloeddruk
wat ligt ten grondslag van een shock?
disbalans tussen O2 vraag en aanbod
wat is het zuurstofaanbod in weefsels?
(hemoglobine * saturatie * 1.34) * CO
CO = HF * SV
–> lage saturatie –> zuurstof aanbieden
wat zijn compensatiemechanismen van het lichaam bij zuurstoftekort (shock)?
- zuurstofextractie neemt toe (verschil arterieel en veneuze saturatie)
- verschuiving zuurstofdissociatiecurve
–> rechts (makkelijker O2 afgifte door Hb)
(bij acidose en hyperthermie) - vasoconstrictie ‘niet-essentiële’ gebieden
- anaerobe verbranding
(pyruvaat wordt lactaat –> verzuring)
(minder efficiënt, meetbaar in bloed)