HC09 - Neoplasie en Tumoren Flashcards

1
Q

Welke twee soorten neoplasie zijn er?

A

Benigne neoplasie (goedaardig) en maligne neoplasie (kwaadaardig)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke vormen van tumoren zijn reversibel?

A

Hyperplasie (bijv. melkklieren) en ontstekingen (bijv. hamer op je vinger)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke vormen van tumoren zijn irreversibel?

A

Neoplasie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zie je hier?

A

Een ontsteking die chronisch wordt, met veel granulatie weefsel. Dit heet ook wel wild vlees, en is nog reversibel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zie je hier?

A

De melkklieren van de kat zijn verwijderd, en waren duidelijk te groot. Dit is een (fibroadenomateuze) hyperplasie, en is reversibel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zie je hier?

A

Dit zijn papillomas die worden veroorzaakt door het papillomavirus. Dit is een benigne neoplasie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zie je hier?

A

Dit is een melanoma, dat is ontstaan door de groei van pigmentcellen in de huid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het verschil tussen benigne en maligne melanomen?

A

Maligne melanomen groeien invasief terwijl de benigne melanomen op de oppervlakte blijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke typen benigne neoplasie heb je in het epitheelweefsel?

A

Glandulair (adenoma) en squamous (squamous papilloma)
Deze eindigen altijd op -oma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke typen maligne neoplasie heb je in het epitheelweefsel?

A

Glandulair (adenocarcinoma) en squamous (squamous cell carcinoma)
Deze eindigen altijd op carcinoma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke typen benigne neoplasie heb je bij mesenchymale cellen?

A
  • Bot (osteo-) = osteoma
  • Bloedvaten en lymfevaten = haemangioma en lymfangioma
  • Gladde spier = leiomyoma
  • Skeletspier = rhabdomyoma
  • Kraakbeen = (chondroma)
  • Vet = Lipoma
    Deze eindigen altijd op -oma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke typen maligne neoplasie heb je bij mesenchymale cellen?

A
  • Bot (osteo-) = osteosarcoma
  • Bloedvaten en lymfevaten = angiosarcoma en lymfangiosarcoma
  • Gladde spier = Leiomyosarcoma
  • Skeletspier = Rhabdomyosarcoma
  • Kraakbeen = Chrondrosarcoma
  • Vet = liposarcoma
    Deze eindigen altijd op -sarcoma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe groeien tumoren?

A

Een gemuteerde cel gaat delen en verdrukt de gezonde cellen. Dit vormt een kleine massa. Om verder te kunnen groeien moet angiogenese plaatsvinden, om de massa van bloed te voorzien. Hierna kan er ook nog een cel het bloedvat in dringen om op een andere plek weer uit het bloedvat te gaan en daar een nieuwe tumor te beginnen. Dit heet metastase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe herken je hyperplasie onder de microscoop t.o.v. normaal weefsel?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe herken je dysplasie onder de microscoop t.o.v. normaal weefsel?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe herken je een pre-invasief carcinoom onder de microscoop t.o.v. normaal weefsel?

A

Cellen verliezen hun vorm en hun specialisatie

17
Q

Hoe herken je een invasief carcinoom onder de microscoop t.o.v. normaal weefsel?

A
18
Q

Hoe herken je kanker cellen onder een microscoop?

A
19
Q

Wat is het verschil in differentiatie bij benigne en maligne tumoren?

A

Benigne: goed gedifferentieerd, en de structuur is gelijk aan die van het oorspronkelijke weefsel
Maligne: verlies van differentiatie, en de structuur is meestal atypical

20
Q

Wat is het verschil in groei snelheid bij benigne en maligne tumoren?

A

Benigne: langzaam, heel weinig mitotische figuren
Maligne: snel, verschillende mitotische figuren

21
Q

Wat is het verschil in locale invasie bij benigne en maligne tumoren?

A

Benigne: expansieve groei, vaak een capsule
Maligne: infiltratieve groei, geen capsule

22
Q

Wat is het verschil in metastase bij benigne en maligne tumoren?

A

Benigne: geen metastase
Maligne: vaak metastase

23
Q

Wat zijn definitieve criteria voor maligniteit?

A

Locale invasie en metastase

24
Q

Hoe invaseren kankercellen het basaalmembraan?

A
  • De verbinding tussen de kankercellen wordt losser/verbroken
  • De kankercel gaat meer vast zitten aan het basaalmembraan
  • De kankercel laat proteasen (eiwitten) los die de eiwitten in het basaalmembraan kapot kunnen maken
  • De cel migreert door de gemaakte gaatjes naar een andere locatie in het lichaam
25
Q

Hoe ziet de metastatische cascade er uit?

A
26
Q

Welke pathways kan de metastase van een tumor nemen?

A
  • Hematogenous (via bloedvaten)
  • Lymphatic (via lymfevaten)
  • Transcoelomic (door het lichaam, bijv. buikholte)