HC12 - Celadaptatie Flashcards

1
Q

Wat is adaptatie?

A

Morfologische aanpassingen
Dit zijn allemaal plaatjes van een melkklierepitheel van een hond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn exogene vormen van stress voor een cel?

A
  • Straling
  • Trauma
  • Schimmel
  • Bacterie
  • Virus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn endogene vormen van stress voor een cel?

A
  • Hypoxie (zuurstof tekort)
  • Neoplasie
  • Autoimmuun
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke vormen van celadaptaties zijn er?

A
  • Hypertrofie
  • Hyperplasie
  • Atrofie
  • Dysplasie
  • Metaplasie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe werkt de celadaptatie hypertrofie?

A

Voorbeeld: bij een hartinfarct ontstaat er littekenweefsel wat niet meer de originele pompfunctie kan uitoefenen.
De overgebleven hartspiercellen moeten dan harder gaan werken om dezelfde functie te behouden, en dus moeten die hartspiercellen groter worden via hypertrofie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het bijzondere aan zebravissen?

A

Die kunnen hun hart regenereren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zie je hier?

A

Hier is sprake van hypertrofie
Links zie je gezonde cardiomyocyten en rechts zie je linkerkamer hypertrofie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is stenose?

A

Vernauwing van een buisje of kanaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is atrofie?

A

Een vermindering of verkleining van de cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn oorzaken van atrofie?

A

Gebrek aan bijvoorbeeld:
- Hormonale stimulering
- Nerveuze prikkels
- Groeifactoren
- Nutriënten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zie je hier?

A

Omdat een gedeelte van de rugspier bijv. niet gebruikt wordt treedt er atrofie op en verkleinen de cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is hier gebeurd met het melkklier epitheel van deze hond?

A

Deze hond is gesteriliseerd en er komt dus geen oestrogeen meer van de ovaria naar de melkklieren en dus groeien de melkklieren niet meer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is hyperplasie?

A

Een toename van het aantal cellen met een specifieke functie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is metaplasie?

A

Vervanging van een celtype voor een ander celtype in een weefsel, maar wel uit dezelfde weefselspecifieke stamcel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Voorbeeld metaplasie:

A

Squameuze metaplasie in speekselklieren door een tekort aan vitamine A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke twee vormen van metaplasie kun je hebben?

A
  • Adaptief (bijv. roken)
  • Maladaptief (bijv. vitaminegebrek)
17
Q

Wat is dysplasie?

A

Dysplasie is een maladaptie die vaak wordt gezien als een voorstadium van neoplasie

18
Q

Noem een voorbeeld van dysplasie

A
  • UV of virale schade in de huid van katten
  • Gestoorde organisatie epitheelcellen in de epidermis
  • Reversibel als niet alle laagjes van de epidermis betrokken zijn, dus wanneer de stamcellen in het basaalmembraan nog goed zijn
19
Q

Wat zie je hier?

A

Rechts zie je een normaal beeld van de huid, en links zie je epidermis dysplasie

20
Q

Wat gebeurt er met kapotte organellen?

A

Die worden gerecycled, maar er is ook restafval

21
Q

Wat is autofagie?

A

Een cel eet dan m.b.v. een lysosoom zijn eigen organellen op om de bouwstenen te recyclen voor nieuwe organellen

22
Q

Wat is lipofuscine?

A

Het restafval van organellen dat niet gerecycled kan worden
- Het is een geelbruin pigment, dat stapelt in cellen
- Onschadelijk, maar een mooie indicator voor autofagie
- Cumulatief, dus ook gerelateerd aan leeftijd van cellen

23
Q

Wat zie je hier?

A

Links zie je een lever en rechts een hartspier.
De lichtbruine puntjes zijn lipofuscine

24
Q

Lipofuscine is een spoor van…?

A

Doorgemaakte stress

25
Q

Welke soorten stapelingen zijn er?

A

Afhankelijk van de oorzaak en aard van het materiaal heb je:
- Intracellulaire vetstapeling
- Intracellulaire glycogeenstapeling
- Extracellulaire amyloïde stapeling

26
Q

Wat zie je hier?

A

Een vetstapeling in de hepatocyten. De hepatocyten zwellen dan op

27
Q

Hoe wordt intracellulaire vetstapeling veroorzaakt?

A

Als er te veel vet wordt opgenomen en dus meer lipoproteïnen worden gemaakt of door een defect ergens te veel wordt aangemaakt.

28
Q

Hoe wordt intracellulaire glycogeenstapeling veroorzaakt?

A

Glycogeen wordt opgeslagen in de lever en spiercellen voor gebruik op een moment dat er weinig energie is. Er zijn ziektes waarbij het glycogeen niet zo makkelijk kan worden afgebroken en zo stapelt het glycogeen op in de lever

29
Q

Wat is amyloïd?

A

Een aggregaat van (vaak misgevouwen) eiwitten. Het kan door verschillende eiwitten en verschillende ziektebeelden gevormd worden.

30
Q

Waar stapelt amyloïd zich op?

A

Extracellulair. Het gevolg is orgaanfalen

31
Q

Hoe ontstaat calcium stapeling?

A

Als er celschade ontstaat in calciumrijk weefsel, bijvoorbeeld in de hartspier.
Het duidt op celzwelling en necrose.
Calcium lekt spiercellen in en wordt dan niet meer uit de cel gepompt

32
Q

Samenvatting

A