WC01 - Cellen Flashcards

1
Q

Welke evolutionaire aanpassingen vallen op?

A

De instulping en afsnoering van het plasmamembraan zorgt voor de nucleaire envelop en de ER. Er vindt compartimentering plaats.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de voordelen van deze evolutionaire aanpassingen?

A
  • DNA in een eigen compartiment (kern) is netjes georganiseerd. Dit zorgt voor een efficiënte uitvoering en regulatie van DNA/gen expressie
  • Door aparte compartimenten waar enzymen in werken kan er een verschil in pH zijn waardoor je een soort micromilieus kan creëren
  • Vesicles voor gereguleerde secretie
  • Veel meer membraan oppervlak om processen die aan membraan plaatsvinden te laten plaatsvinden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe heet het proces wat je hier ziet?

A

Compartimentering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke celorganellen zijn d.m.v. compartimentering gevormd?

A
  • ER
  • Nucleaire envelop
  • Golgi apparaat
  • Lysosomen
  • Endosomen (wordt gevormd aan de rand van het membraan; het blaasje wat vanaf het membraan naar binnen toe ingesnoerd wordt )
  • Exosomen (verschillende endosomen die met elkaar fuseren)
  • Peroxisomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarom en hoe zijn de organellen in het vacuolaire systeem van elkaar afhankelijk?

A

Ze vormen samen de secretie en endocytose routes.
In de kern wordt DNA getranscripteerd, dit wordt aan het ER getransleerd (bij secretie, transmembraan en vacuolaire eiwitten), en in het golgi gemodificeerd en gesorteerd.
Ze staan in verband met communicatie en overdracht (behalve de peroxisomen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat voor stof is OsO4 (osmium tetroxide) en waarom worden met name membranen met deze stof gecontrasteerd?

A

Een metaalachtige (zwart metaal), hydrofobe stof, die gebruikt wordt voor vet staining, en is vandaar erg geschikt voor membranen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn A en B in deze plasmacel?

A

A = Golgi
B = rER. Wat opvalt is dat (aan de linkerkant) het lumen wijd is, wat inhoudt dat er veel eiwitten gemaakt worden. Omdat ze ook lang zijn duurt het even voordat ze af zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de reden voor de prominente aanwezigheid van het rER in een plasmacel?

A

Er zijn veel rER aanwezig want er moeten antilichamen (immuno-eiwitten) gemaakt worden en die moeten uiteindelijk ook naar buiten (dus niet aan vrije ribosomen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Beschrijf het proces van antilichaam productie en secretie, beginnend bij de genen die coderen voor de zware en lichte eiwitketens van antilichamen.

A

(Kern) transcriptie tot RNA > via kernporie naar cytosol > ribosomen op mRNA > translatie tot signaalpeptide > SRP bindt aan signaalpeptide > SRP begeleidt naar ER naar SRP receptor > eiwitsynthese in ER lumen tot stopcodon > chaperonne eiwitten binden losse eiwitten > vesicle > golgi (cis) > modificatie > golgi (trans) > transportblaasjes/secretieblaasjes naar plasmamembraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat kan je voor deze plasmacel afleiden uit de verhouding heterochromatine vs euchromatine?

A

Euchromatine is minder compact (lichte gedeelte) en de meeste actieve genen bevinden zich in de staat, zodat ze gemakkelijker te kopiëren zijn.
Heterochromatine is opgerold en inactief (donker gedeelte). Er is veel heterochromatine in een B-lymfocyt, omdat de cel maar 1 type antilichaam hoeft te maken en dus maar 2 soorten eiwitten, dus weinig (verschillend) coderend DNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Fibroblasten zijn o.a. verantwoordelijk voor de productie van collageen fibrillen. Wat is de functie van collageen?

A

Collageen zit in bindweefsel en zorgt voor stevigheid, zorgt ervoor dat het weefsel trekkracht kan weerstaan. Het zorgt dus voor bepaalde trekvastheid van het weefsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Net als alle andere secretie eiwitten wordt collageen gesynthetiseerd aanhet RER en daarna gesecreteerd. Collageen fibrillen zijn echter honderden nanometers dik en langer dan de cel zelf, en passen dus niet in het vacuolaire systeem. Teken en leg stapsgewijs uit hoe en waar deze fibrillen worden gemaakt en gebruik daarbij de volgende woorden: preprocollagen; hydroxylering procollagen; tropocollagen; collagenase; covalente binding.

A

??
Dit vindt gedeeltelijk in de cel plaats, maar ook een groot gedeelte nog buiten de cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe/waarmee hechten cellen zich aan collageen fibrillen?

A

Integrines; transmembraaneiwitten steken geheel door het membraan heen, en met het buitenste gedeelte kunnen ze binden aan collageen fibrillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom zijn bij de ene opname de vetdruppels in de vetcel zwart gekleurd en in de andere wit gekleurd?

A

Bij de zwarte druppels is OsO4 als kleurstof gebruikt, en bij de witte druppels is uranil acetaat gebruikt als kleuring (dat vet niet aankleurt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de functie van het in vetdruppels opgeslagen vet?

A

De opslag van energie, isolatie, bescherming, en belangrijke endocriene functie bij de productie van bepaalde hormonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar komen melanocyten voor en wat is hun functie?

A

Melanocyten komen vooral voor in de epidermis van de huid, maar ook in andere weefsels, en zijn gespecialiseerd in de synthese van een donker pigment genaamd melanine. Deze nu melanosomen kunnen hun inhoud vervolgens afstaan aan omliggende keratinocyten, waardoor de huid wordt gekleurd.

17
Q

Wat is melanine?

A

Melanine is een donker pigment dat bepalend is voor de kleur van de huid en haar, en voor het verder bruinen van de huid door zonlicht.

18
Q

Voor de synthese van melanine is o.a. het enzym tyronase nodig. Leg uit waar dit enzym wordt gemaakt en via welke route dat in melanosomen komt?

A

Het wordt in het rER gemaakt en via het golgi komt het in een enzym in het melanosoom terecht.

19
Q

Wanneer mutaties in het DNA van het melanocyten als gevolg van overmatige blootstelling van zonlicht beginnen te stapelen kan er een zeer gevaarlijk type huidkanker ontstaan. Hoe heet dit type tumor?

A

Een melanoom, ze kunnen erg ver uitzaaien.

20
Q

Uit welke cellaag komen melanocyten?

A

Melanocyten zitten onderin in meerlagig plaveisel epitheelcellen, die uit de neurale lijst cellen komen. Nadat ze gemaakt zijn worden ze naar boven afgegeven.

21
Q

Wat is het verschil tussen osteoclasten en osteoblasten?

A

Osteoclasten zijn cellen die het bot afbreken, terwijl osteoblasten het bot opbouwen. Dit is o.a. van belang voor het herstel van (micro)botbreuken.

22
Q

Waar bevindt zich de plasmamembraan?

A

Direct tegen het bot aan; lysosomen fuseren met het membraan, waardoor ze een lage pH creëren in de extracellulaire matrix en het bot kunnen afbreken

23
Q

Wat is er nodig voor de resorptie van bot?

A

Proteases, die eiwitten voor de extracellulaire matrix kunnen hydrolyseren. Deze enzymen werken uitsluitend bij een lage pH

24
Q

Bij oude mensen en dieren kan door een verstoord evenwicht meer bot afbraak dan bot opbouw plaatsvinden. Hoe noemt men deze aandoening?

A

Osteoperose. Als oplossing kun je de osteoclasten remmen met zoledroninezuur.

25
Q

Benoem structuren A t/m F van deze epitheelcel in de dunne darm

A

A = Microvilli (hele randje heet borstelzoom/brush border)
B = Mitochondrion
C = sER
D = Golgi
E = rER
F = vetdruppel

26
Q

Door welke componenten van het cytoskelet worden de microvilli ondersteund?

A

Door actine filamenten

27
Q

Naast de aanwezigheid van veel microvilli bevatten de epitheelcellen van de dunne darm ook een relatief groot aantal mitochondria. Waarom?

A

Er zijn veel mitochondriën nodig voor energieproductie voor actief transport van macromoleculen

28
Q
A

Veel mitochondriën en geplooid membraan aan de basolaterale kant, wat resulteert in oppervlakte vergroting.
Bovendien is de kern licht, dus gebruikt het veel van zijn genen hier om alle processen draaiende te houden

29
Q

In de apicale plasmamembraan kunnen een aantal apicale pits (AP) worden waargenomen, met daaronder veel endocytotische blaasjes (AV) en lysosomen (LY). Welk proces vindt hier plaats en wat is de functie daarvan in dit celtype?

A

Een apicale pit is een instulping, en hier vindt dus endocytose plaats. Het wordt ingesnoerd en zo ontstaat er een apicale vesicle (AV). De cel heeft hiermee vloeistof opgenomen (celdrinking).
Dit proces heet pinocytose

30
Q
A

Cilia. Deze kunnen bewegen doordat er microtubuli in zitten waar tussen het eiwit dyneïne zit

31
Q

Wat is de moleculaire structuur van slijmmoleculen? Waar in de cel worden deze gesynthetiseerd en gemodificeerd?

A

Het zijn glycoproteïnen (mucus/mucine) Deze eiwitmoleculen worden in het rER gemaakt en in het golgi gemodificeerd

32
Q

Via welke route worden de slijmmoleculen uitgescheiden?

A

Vanuit het rER naar het golgi, en daarna in secretieblaasjes constitutieve exocytose.
Ondanks dat het constitutief is kunnen ze getriggerd worden als omstandigheden er om vragen, bijv. als je verkouden bent om meer te produceren.

33
Q

Wat is de functie van slijmmoleculen? Hoe werken daartoe de slijm producerende cellen en trilhaarcellen samen?

A

Ze ruimen pathogenen op, houden de luchtwegen vochtig, en hebben een beschermende functie (bijv in de darm)

34
Q

Wat is een cel van Leydig?

A

Een interstitiële cel uit het mannelijk genitaalstelsel. Dit zijn cellen die zich gespecialiseerd hebben in de productie van testosteron (steroid hormoon).

35
Q

Benoem structuren A t/m D

A

A = sER
B = Vetdruppel
C = Mitochondrion
D = Golgi

36
Q

Hoe verklaar je de vorm van de vetdruppel?

A

Dat is energetisch de meest handige configuratie om zo als bolletje te zitten

37
Q

Waarom is er weinig rER en veel sER in dit type cel?

A

Deze cel moet een steroid hormoon produceren, namelijk testosteron. Daar heb je geen rER voor nodig, maar sER. In het sER vindt ook de modificatie plaats, dus het hormoon wordt ook niet nog in de golgi afgemaakt.

38
Q

Wat is de functionele relatie tussen het sER (A) en de vetdruppel (B)?

A

De vetdruppel ontstaat vanuit het sER, en daarnaast bevat de vetdruppel de grondstoffen om het hormoon te maken.

39
Q

Beredeneer hoe er ondanks een klein golgi-systeem toch een grote afgiftecapaciteit van testosteron kan bestaan.

A

Het golgi systeem is niet nodig voor testosteron om uit de cel te komen. Het komt uit de cel via diffusie, omdat het een lipide is en het membraan ook, en het er dus gewoon doorheen kan