HC1 | Introductie in de positieve psychologie Flashcards

(16 cards)

1
Q

Focus traditionele psychologie

A

Op wat niet goed gaat of wat er mis is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Focus positieve psychologie

A

Het goed functioneren als continuüm. Gaat verder dan genezen, gaat over betekenisgeving vinden in het leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Definitie positieve psychologie

A

Wetenschappelijke studie naar wat individuen en gemeenschappen in staat stelt om voorspoed te hebben (te laten floreren) en te groeien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Floreren

A

Beter functioneren dan de normale standaard. Je moet tevreden zijn met je leven, welbevinden ervaren en jezelf kunnen ontplooien (groeien en bloeien)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Drie brede domeinen van menselijke ervaring

A
  1. Positieve subjectieve staten
  2. Positieve individuele karaktertrekken (traits)
  3. Positieve instituties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Brede domeinen van menselijke ervaring
1. Positieve subjectieve taken

A

Gevoelens/emoties die mensen kunnen hebben. Deze staten zijn onderhevig aan fluctuatie. Het gaat hierbij om positieve emoties en om constructieve gedachten over zichzelf of de toekomst. Dit is vluchtig en niet stabiel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Brede domeinen van menselijke ervaring
2. Positieve individuele karaktertrekken (traits)

A

Positieve persoonlijkheidstrekken die we bij mensen zien. Deze trekken zijn relatief stabiel en zijn dus meer op de lange termijn. Hier zijn veel interventies op gericht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Brede domeinen van menselijke ervaring
3. Positieve instituties

A

De context waarin mensen zich bevinden en hoe deze mensen laat opbloeien. Maatschappelijk en groepsniveau.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

The good life (Seligman)

A

Stelt de vraag: ‘Wat heft de meeste waarde in het leven?”. Refereert naar factoren die het meest bijdragen aan een vervullend leven. Kwaliteiten die de good life definiëren zijn dingen die ons leven verrijken, het leven zinvol maken en die een sterk karakter bevorderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Drie componenten the good life

A
  1. Positieve connecties met anderen
  2. Positieve individuele karaktertrekken
  3. Life regulation qualities
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Drie componenten the good life
1. Positieve connecties met anderen

A

Vermogen om lief te hebben, altruïsme, vermogen om te vergeven en aanwezigheid van spirituele connecties (diepren betekenis en doel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Drie componenten the good life
2. Positieve individuele karaktertrekken

A

Integriteit, vermogen om te spelen en creatief te zijn, deugden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Drie componenten the good life
3. Life regulation qualities

A

Gevoel van autonomie, hoge mate van zelfcontrole, aanwezigheid van wijsheid als gids voor gedrag (= wat is goed voor jezelf en de wereld?)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Complete mentale gezondheid (Keyes & Lopez)

A

Model met twee assen: 1) welbevinden en 2) mentale problemen.
1. Struggeling (worstelen): veel mentale problemen, maar hoog welbevinden > functioneren goed
2. Flourishing (opbloeien): weinig mentale problemen en hoog welbevinden > beste categorie
3. Floundering (spartelen): veel mentale problemen en laag welbevinden > slechtste cateogire
4. Languishing (wegkwijnen): geen mentale problemen, maar laag welbevinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Drie competenten welbevinden

A
  1. Emotioneel welbevinden: emoties die je voelt, emotionele stabiliteit
  2. Psychologisch welbevinden: hoe competent je je voelt, hoe autonoom je bent en doel hebben in het leven
  3. Sociaal welbevinden: onderdeel van een groep en het gevoel hebben dat je een bijdrage levert aan de maatschappij
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Dynamic Model of Affect (DMA)

A

Stelt dat de onafhankelijkheid van positieve en negatieve emoties afhangt van de situatie > onder normale omstandigheden zijn de emoties onafhankelijk, maar onder stress/onzekerheid zijn de emoties afhankelijk