HC11 H23 Hersenontwikkeling Flashcards
(33 cards)
Drie benaderingen voor hersenontwikkeling
- Maturatie van het zenuwsysteem en de correlatie met gedragsontwikkeling.
- Het gedrag van een opgroeiend kind wordt geanalyseerd om de neurale maturatie af te leiden (tegenovergesteld van de eerste benadering).
- De relatie tussen hersenen en gedrag wordt onderzocht om factoren te identificeren die beide beïnvloeden.
Vormen van gyri en sulci
Vanaf ongeveer 7 maanden zwangerschap beginnen de gyri (windingen) en sulci (groeven) zich te vormen in de hersenen. De structuur van de cellen is nog niet volledig ontwikkeld zoals bij volwassenen.
Kenmerken van ontwikkeling van hersencellen
- De bestemming en functie van de cellen zijn van tevoren vastgesteld.
- Ontwikkeling omvat zowel de geboorte van cellen (neurogenese) als het afsterven van cellen (apoptose) en verbindingen (pruning).
Volgorde in de ontwikkeling van hersenen
- Neurogenese: De geboorte van cellen, met stamcellen die neuronen produceren. Dit begint in de wand van de neurale buis en gaat door tot vroege volwassenheid.
- Migratie: De stamcellen migreren naar verschillende hersendelen, zoals de cortex, en gebruiken radiale gliacellen als “wegen”.
- Differentiatie: De stamcellen differentiëren in specifieke neuronen en gliacellen, afhankelijk van hun latere functie. Dit proces is grotendeels voltooid bij de geboorte.
Neurogenese
Het proces waarbij nieuwe neuronen worden geproduceerd uit stamcellen. Dit proces is grotendeels voltooid rond de 4,5 maand van de zwangerschap, maar kan doorgaan tot de vroege volwassenheid in bepaalde hersengebieden, zoals de hippocampus en het striatum.
Migratie van neurale stamcellen
Stamcellen migreren uit de neurale buis naar de ontwikkelende hersendelen, zoals de cortex, met behulp van radiale gliacellen als leidraad. Dit proces gaat door tot ongeveer 8 maanden na de geboorte en is kwetsbaar voor letsel.
Celdifferentiatie
Gedurende de migratie differentiëren stamcellen zich in specifieke typen neuronen en gliacellen, afhankelijk van hun latere functie. Dit proces is grotendeels voltooid rond de geboorte.
Neurale maturatie
Verwijst naar de rijping van de hersenen, inclusief dendrietvorming en synapsvorming. Dit proces begint al voor de geboorte en speelt een cruciale rol in de hersenontwikkeling.
Myelinisering
Het proces waarbij gliacellen een isolerende myelineschede om axonen vormen, waardoor de snelheid van prikkelgeleiding toeneemt. Myelinisering is een belangrijke indicator van cerebrale rijping en gaat gedurende het hele leven door.
Synaptische pruning
Pruning is het proces waarbij overbodige synapsen verdwijnen, een belangrijke fase in hersenontwikkeling, vooral tijdens de adolescentie. Dit helpt de hersenen efficiënter te functioneren door ongebruikte verbindingen te elimineren.
Experience expectant
Synaptische ontwikkeling is afhankelijk van algemene input.
Experience dependent
Ontwikkeling is afhankelijk van specifieke/ persoonlijke input.
Neurale ontwikkeling in adolescentie
In het adolescentenbrein verdwijnen veel synapsen door pruning, terwijl nieuwe verbindingen ontstaan, vooral in de prefrontale cortex (PFC). Er is een toename van neurale plasticiteit, maar het brein is tegelijkertijd kwetsbaarder voor invloeden van buitenaf. Seksuele hormonen beïnvloeden de rijping van hersenstructuren.
Verschillen in grijze en witte stof - adolescentie
In de adolescentie veranderen de verhoudingen van grijze en witte stof in de hersenen, wat invloed heeft op cognitieve en emotionele functies. Grijze stof bevat de cellichamen van neuronen, terwijl witte stof bestaat uit de gemyeliniseerde axonen die de communicatie tussen hersengebieden vergemakkelijken.
Beeldvormingsstudies van hersenontwikkeling
Beeldvormingsstudies worden gebruikt om de structurele veranderingen in de hersenen te onderzoeken, zoals veranderingen in de corticale dikte, witte stofbanen en de plasticiteit van de hersenen. Dit helpt wetenschappers te begrijpen hoe de hersenen zich ontwikkelen en zich aanpassen.
Corticale dikte
De “corticale dikte” verwijst naar de dikte van de hersenschors. Gedurende de ontwikkeling neemt de corticale dikte toe, maar door pruning worden circuits efficiënter, waardoor de witte stofbanen groter worden en de grijze stof naar buiten wordt geduwd. Dit zorgt voor een grotere corticale oppervlakte, maar een dunnere cortex
Pruning van hersencircuits
Pruning is het proces waarbij overbodige of onbenutte neurale verbindingen in de hersenen worden verwijderd, wat leidt tot efficiëntere hersencircuits. Dit gebeurt tijdens de ontwikkeling, vooral in de jeugd en adolescentie, en bevordert een betere werking van de hersenen.
Verhouding witte en grijze stof
Gedurende de hersenontwikkeling neemt de hoeveelheid witte stof toe, wat leidt tot grotere witte stofbanen die de communicatie tussen verschillende hersengebieden verbeteren. Tegelijkertijd wordt de grijze stof naar buiten geduwd, wat zorgt voor een grotere corticale oppervlakte, maar met een dunnere cortex.
Hersenplasticiteit
Verwijst naar het vermogen van het zenuwstelsel om fysiek en chemisch te veranderen. Deze plasticiteit maakt het mogelijk voor de hersenen om zich aan te passen aan veranderingen in de omgeving en om te compenseren voor letsel door nieuwe verbindingen te vormen of bestaande verbindingen te versterken.
Factoren die hersenplasticiteit beïnvloeden
Zowel externe als interne factoren beïnvloeden de hersenplasticiteit. Externe factoren omvatten de omgeving en ervaringen, terwijl interne factoren hormonen, letsel, voeding, microbioom en stress omvatten. Deze invloeden spelen vooral een rol in de vroege stadia van de ontwikkeling.
Epigenetische veranderingen
Verwijzen naar veranderingen in de genexpressie door modificaties zoals methylering van DNA, die de activiteit van genen beïnvloeden zonder de genetische code zelf te veranderen. Deze veranderingen kunnen doorgegeven worden aan volgende generaties en hebben invloed op de hersenontwikkeling en het functioneren.
Sensomotorische fase (geboorte-18/24 mnd)
In deze fase ontdekken kinderen de wereld voornamelijk via hun zintuigen en motorische vaardigheden. Ze ontwikkelen objectpermanentie, het besef dat objecten blijven bestaan, zelfs als ze niet zichtbaar zijn. Angst voor vreemden komt ook voor in deze fase.
Preoperationele fase (2-6 jaar)
In deze fase beginnen kinderen symbolen te gebruiken, zoals woorden en plaatjes, om de wereld te representeren. Ze spelen vaak met symbolisch spel (pretend play) en vertonen egocentrisme, waarbij ze de wereld alleen vanuit hun eigen perspectief begrijpen. Taalontwikkeling is een belangrijk kenmerk van deze fase.
Concrete operationele fase (7-11 jaar)
In dit stadium kunnen kinderen logisch nadenken over concrete gebeurtenissen. Ze begrijpen concepten zoals conservatie (de hoeveelheid blijft hetzelfde, zelfs als de vorm verandert) en kunnen eenvoudige wiskundige transformaties uitvoeren.