HC.7 Metabole ziekten Flashcards

(44 cards)

1
Q

Welke functies heeft het skelet?

A
  • Mechanische functie: Aanhechtingsplaats voor spieren en houding
  • Beschermende functie: Beschermt vitale organen en huisvest beenmerg
  • Metabole functie: Reservoir mineralen, Calcium, Fosfaat
  • Hormoonproducerend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bij welke processen speelt calcium een rol?

A

 Prikkelgeleiding
 Spiercontractie
 Immuun respons
 Bloedstolling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bij welke processen speelt fosfaat een rol?

A

 Energievoorziening
 DNA / RNA
 Enzymen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke hormonen zijn belangrijk bij Vit D en Fosfaat huishouding?

A

Vit D: PTH
Fosfaat: FGF-23

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Effect Vit-D op calcium en fosfaat?

A

Verhoogt Calcium in bloed door afbraak van bot, verhoogt reabsorptie fosfaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Effect PTH?

A

Verhoogt calcium en verlaagt fosfaat reabsorptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Effect Calcitonine?

A

Verlaagt Ca (minder afbraak bot)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Effect FGF23?

A

Verlaagt fosfaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Check de schema in het college voor volledige werkingen van PTH, FGF23, Calcitonine, en Vit D!!

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe leidt vit D deficiëntie tot osteomalacie?

A

Vit D wordt laag -> actief vit D laag -> Ca en PO4 reabsorptie nier omlaag
-> serum Ca en PO4 verlaagt -> Verlaagde calcium wordt geregistreerd dus PTH gaat omhoog -> Verhoogde Ca reabsorptie en afbraak uit bot en meer PO4 uitscheiding -> verminderde bot mineralisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de hoofdoorzaak van osteomalacie?

A

Vit D tekort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe kan je Vit D tekort krijgen?

A
  • Vit D deficiëntie
  • Te kort in voeding
  • Weinig zonlicht
  • Malabsorptie
  • Onvoldoende 25-hydroxylering (leverziekten)
  • Onvoldoende 1-α-hydroxylaseactiviteit (nierziekten)
  • Vit D resistentie (zeldzaam)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is rachitis?

A

Basically osteomalacie, maar dan bij kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Gevolgen rachitis?

A
  • O benen
  • Gebitsproblemen
  • Mineralisatie van groeischijven is verstoord, waardoor er groeistoornis is
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gevolgen osteomalacie bij volwassenen?

A
  • Zwakte bot
  • Eventueel botpijn
  • Hypocalciëmie
  • Risico fractuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Gevolgen hypocalciëmie?

A
  • Spierzwakte
  • Hypotonie
  • Tetanie (spieren worden random samengetrokken)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn looser zones?

A

Pseudofracturen, fracturen ontstaan door gebrekkige mineralisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Behandeling Osteomalacie en rachitis?

A
  • Vitamine D suppletie
  • Preventie bij kleine kinderen
19
Q

Wat is het probleem bij X-gebonden Hypofosfatemie (XLH)?

A

Genmutatie (PHEX-gen) waardoor verhoogde urine-excretie van
fosfaat o.b.v. verhoogde FGF23-spiegels

20
Q

Behandeling XLH?

A
  • Fosfaat drank (kan weer uitgeplast worden, dus niet zo handig) en actief vitamine-D
  • Burosumab
    (monoklonaal antilichaam
    tegen FGF23)
21
Q

Welke vormen van Hyperparathyreoïdie zijn er?

A
  • Primaire vorm: Meestal t.g.v. een afwijking in de bijschildklieren zelf
  • Secundaire vorm: Ontstaat bij een neiging tot een daling van de serum calciumconcentratie, Nieraandoening, Ernstig vit-D gebrek
  • Tertiaire vorm: Ontstaat als bij patiënt met een secundaire vorm de bijschildklieren
    autonoom gaan functioneren
22
Q

Welk effect heeft hyperparathyreoïdie op het bot?

A

Minder osteoblast en meer osteoclast activiteit -> botafbraak -> multipele botcysten door sterk toegenomen osteoclasten

22
Q

Wat gebeurt er met de fosfaat spiegels bij primaire hyperparathyreoïdie?

22
Q

Hoe ziet het klinisch beeld van Hyperparathyreoïdie eruit?

A
  • Meestal licht verhoogde serum calciumconcentratie zonder
    symptomen
  • Vermoeidheid, buikpijn, spierzwakte, psychische veranderingen,
    poly-urie en niersteenkolieken.
23
Wat houdt het zout-peper aspect in?
Op radiologische afbeelding schedel zie je kleine gaatjes in het bot, spikkelig patroon.
24
Wat is een typische afwijking bij hyperparathyreoïdie?
Bruine tumor (histologisch lijkend op reusceltumor)
25
Behandeling hyperparathyreoïdie?
- Oorzaak weghalen: bij voorkeur chirurgisch (adenoom) - Cinacalcet: Verhoogt gevoeligheid van calciumreceptor voor extracellulair calcium, daardoor vermindering PTH aanmaak - Eventueel vocht geven bij verhoogd calcium met diuretica om het uit te plassen
26
Wat is osteoporose?
Een afwijking van het gehele skelet gekenmerkt door een verlaging van de botmassa en een verlies in de onderlinge samenhang van botbalkjes
27
Risicofactoren osteoporose?
* Leeftijd * Geslacht (menopauze vrouw) * Prevalente fractuur * Positieve familieanamnese * Gewicht/lengte * Corticosteroidgebruik * Immobiliteit
28
Secundaire oorzaken osteoporose?
Endocrien: * Hyper(para)thyreoidie * Hypogonadisme * Hypercortisolisme * Laag vitamine D en/of laag calcium * Medicamenteus (oa steroïden, anti-epileptica) * Nier/leverziekten * Auto-immuunziekten
29
Welk aanvullend onderzoek moet er worden verricht bij patiënten met een hoog fractuurrisico?
* DXA-scan (inclusief VFA) * Laboratoriumonderzoek * Inschatting valrisico en interventies
30
Hoe moeten patiënten met hoog fractuurrisico behandeld worden?
 Inname van calcium en vitamine-D behoefte  Gevarieerde voeding met voldoende zuivel, groente, noten en fruit  Gezonde levensstijl (o.a. niet roken, weinig alcohol)  Beweegadviezen  Valpreventie  (eventueel) Medicatie
31
Wat is het verschil tussen osteomalacie en osteoporose?
Osteoporose: Bot afbraak > Bot aanmaak => verlaging botmassa Osteomalacie: Onvoldoende mineralisatie van het osteoïd
32
Wat is het probleem bij Morbus Paget?
Toegenomen botombouw in één of meer botdelen
33
Welke twee celtypen zijn betrokken bij Paget?
Osteoclasten (ergens verhoogd), osteoblasten (ergens anders verhoogd)
34
Hoe ziet de epidemiologie van Paget eruit?
 Zelden voor het 40ste levensjaar  Prevalentie pat > 80 jaar tot 10% in sommige streken  Na osteoporose meest voorkomende metabole botziekte
35
Welke botten meestal aangedaan bij Paget?
Bekken, femur, wervelkolom, tibia, schedel
36
Belangrijke marker voor activiteit osteoblasten?
Alkalische fosfatase
37
Eerste keus behandeling Paget?
- Remmen van osteoclasten activiteit - Bisfosfonaten eerste keus (Zoledroninezuur intraveneus_
38
Probleem bij Fibreuze Dysplasie en behandeling?
Gezond bot plaatselijk wordt vervangen door fibreus bot. - bisfosfonaten - denosumab
39
Wat is kenmerkend bij Osteogenesis imperfecta?
Meerdere fracturen random en BLAUWE sclerae!!
40
Probleem bij osteopetrose
Slechte osteoclast activiteit, dus meer botaanmaak en geen botafbraak.
41
Kenmerkend bij ziekte van Buchem?
Hele zware schedel
42
Leerdoelen:  Je hebt inzicht in de calcium en fosfaat regulatie  En hoe verstoringen hier in leiden tot aandoeningen van het skelet  Je snapt de pathogenese en daardoor ook de behandeling van veel voorkomende metabole botziekten  Osteomalacie  Hyperparathyreoidie  Je kent (maar minder gedetailleerd) ook nog wat andere metabole botziekten