HC9: Neuronale ontwikkeling Flashcards

(38 cards)

1
Q

gastrulatie

A

aanmaak organen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

3 kiembladen zijn:

A

mesoderm, endotherm, ectoderm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

mesoderm voor:

A

skelet, spier, cardiovasculair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

endotherm voor:

A

urinoir, digestief, respiratoir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

ectoderm voor:

A

huid, zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

blastula =

A

holle bol met celen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

neurulatie

A

insnoering aan bovenzijde ectoderm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

neurale buis

A

centrale zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

notochord

A

wervelkolom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

neural chest

A

perifere zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

spina bifida =

A

open rug

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

anencephaly =

A

geen cerebrale schors

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

exencephaly =

A

hersenen buiten hoofd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

anterioposterior axis

A

embryonale brein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

segmenten embryonale brein

A

6 voorbrein, 1 middenbrein, 8 achter hersen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

anteroposterior vorming

A

hoofd naar staart

17
Q

anteroposterior vorming door:

18
Q

kopkant =

A

lage retion zuurconcentraties

19
Q

staartkant =

A

hoge retinolzuurconcentraties

20
Q

dorsaal patroon vorming

A

rug naar buik

21
Q

dorsaal patroon vorming door:

A

signaalstof Shh en BMP

22
Q

Shh

A

induceert formatie dakplaat en maakt motorgenen aan

23
Q

Shh hoge concentratie

24
Q

Shh lage concentratie

25
BMP
induceert deformatie dakplaat en maakt interneuronen
26
BMP hoge concentratie
dorsaal
27
BMP lage concentratie
ventraal
28
extrinsieke signalen door:
morphogenen
29
morphogenen invloed op:
zenuwcellen, expressie genen, ontwikkeling zenuwstelsel
30
intrinsieke signalen
veranderen genexpressie door verschillende transcriptiefactoren te activeren
31
extrinsiek voorbrein
chordin
32
extrinsiek midbrein
wtn-1 en fgf-8
33
extrinsiek anteroposterieur
retionzuur
34
extrinsiek dorsoventraal
sonic en BMP
35
intrinsiek anteroposterior:
hox
36
intrinsiek dorsoventraal
pax en msx
37
ventriculaire zone
rondom ventrikel
38