Het Gerecht (the dish) Flashcards
(67 cards)
1
Q
the potato
A
de aardappel
2
Q
the chips
A
de chips
3
Q
the onion
A
de ui(en)
4
Q
the fish
A
de vis
5
Q
the cheese
A
de kaas
6
Q
the rice
A
de rijst
7
Q
the chicken
A
de kip
8
Q
the milk
A
de melk
9
Q
the sugar
A
de suiker
10
Q
the banana
A
de banaan
11
Q
the grapes
A
de druiven
12
Q
the vegetables
A
de groente
13
Q
the bottle
A
de fles
14
Q
the chocolate
A
de chocolade
15
Q
the lemon
A
de citroen
16
Q
the vinegar
A
de azijn
17
Q
the (olive) oil
A
de (olijf)olie
18
Q
la gaseosa
A
de frisdrank
19
Q
the butter
A
de boter
20
Q
the candy
A
de snoep
21
Q
the coffee
A
de koffie
22
Q
the soup
A
de soep
23
Q
the tomato
A
de tomaat
24
Q
the tart
A
de taart
25
the pepper
de peper
26
the garlic
de knoflook
27
the cucumber
de komkommer
28
the wine
de wijn
29
the orange
de appelsien/de sinaasappel
30
the lettuce
de sla
31
the meat
het vlees
32
the egg
het ei (de eieren)
33
the bread
het brood
34
the fruit
het fruit
35
the ice cream / the ice
het ijs
36
the cone of gelato
het ijsje
37
the cookie
het koekje
38
the juice
het sap
39
the (chocolate) bar
het stuck
40
the water
het water
41
the salt
het zout
42
the sweet
het snoepje
43
The (bank) card
de (bank)kaart
44
the wallet
de portefeuille
45
the price
de prijs
46
the client
de klant
47
the money
het geld
48
la menuda
het kleingeld
49
la devuelta
het wissengeld
50
the coin
het stuck
51
the bill
het biliet/het briefje
52
the spoon
de lepel
53
the plate
het bord
54
the fork
het vork
55
to cut
snijden
56
the box
de doos
57
to buy
kopen
58
to sell
verkopen
59
retire cash from the atm
geld afhalen
60
synonim of eten
lusten
61
fresh
vers
62
healthy
gezond
63
unhealthy
ongezond
64
sweet (adj)
zoet
65
acid/sour
zuur
66
raw
rauw
67
cooked
gekookt
