Jobs en studies Flashcards
(156 cards)
1
Q
the educational system
A
het onderwijs
2
Q
the teacher
A
de docent
3
Q
to give class to
A
les geven (aan)
4
Q
to follow a lesson in
A
les volgen (bij)
5
Q
Primary school
A
het basisonderwijs
6
Q
Kindergarten (from 2.5 to 6 years)
A
de kleuterschool
7
Q
elementary school (from 6 to 12 years - mandatory)
A
de lagere school (verplicht)
8
Q
secondary school
A
het secondair onderwijs
9
Q
high school (from 12 to 18 years - mandaroty)
A
de middelbare school - verplicht
10
Q
the subject (la materia)
A
het vak (vakken)
11
Q
math
A
viskunde
12
Q
sciences (biology, physics, chemistry)
A
wetenschappen (biologie, fysica, chemie)
13
Q
Geography
A
aardrijkskunde
14
Q
history
A
geschiedenis
15
Q
physical education
A
lichamelijke opvoeding (LO)
16
Q
higher education (from 18 years…)
A
het hoger onderwijs
17
Q
College
A
de hogeschool
18
Q
la carrera de universidad
A
de studierichting
19
Q
Law (subject)
A
Rechten
20
Q
Medicine (de vaak)
A
Geneeskunde
21
Q
the course/the training
A
de opleiding
22
Q
Succeed in (e.g., the examen) + example in perfectum and present
A
slagen voor. Ik BEN geslaagd voor niveau 1. Ik wil slagen voor het examen.
23
Q
Fail in (e.g., the examen)
A
zakken voor
24
Q
Graduarse
A
Afstuderen
25
Diploma
het diploma
26
remember/memorize
onthouden
27
It is needed
nodig/nuttig
28
To have knowledge of
verstand hebben van
29
the interests
de interesse (voor/in)
30
to be interested in
geínteresseerd zijn in
31
over all (sobre todo)
vooral
32
Past/present/future
het verleden/het heden/het toekomst
33
the job/het beroep
de baan
34
the company (4 soorten)
het bedrijf/de firma/de zaak/de onderneming
35
the salary (2 soorten)
het loon/het salaris
36
guadagnare
geld verdienen
37
benefits + example (unemployment benefit)
de uitkering + werkloosheiduitkering
een uitkering krijgen
38
el solicitante
de sollicitant
39
la solucitud
de sollicitatie
40
solicitar + prepositie (3 soorten prepositie)
solliciteren
-voor (de job)
-naar (de job)
-bij (de firma)
41
the cv
het cv
42
the letters you send with the request + motivation letter
de sollicitatiebrief + motivatiebrief
43
the interview
het sollicitatiegesprek
44
the experience
de (werk)ervaring
45
the knowledge
de kennis
46
the skill
de vaardigheid
47
to hire (2 soorten)
iemand aannemen/iemand in dienst nemen
48
to fire someone
iemand ontslaan
49
to leave the company
ontslag nemen
50
to be fired
ontslagen zijn
51
to replace
vervangen
52
to strike
staken
53
the strike
de staking
54
the boss (2 soorten)
de baas/de werkgever
55
the employee
de werknemer
56
blue collar
de arbeider
57
white collar
de bediende
58
self-employed
de zelfstandige
59
unemployed (2 soorten noun + 1 soort adj)
de werkloze/de werkzoekende + werkloos
60
the retired person (3 soorten)
de gepensioeneerde
op/met pensioen zijn
op/met pensioen gaan
61
the pension
het pensioen
62
the contract
het contract
63
to sign
ondertekenen
64
the taxes
de belastingen
65
to lead
leiden
66
the search
de zoektocht
67
job description
taakomschrijving
68
to supervise/guide
begeleiden
69
to grow
groeien
70
to offer
bieden
71
the director
de directeur
72
the researcher
de onderzoeker
73
the minister
de minister
74
the first minister
de premier/de eerste minister
75
the major
de burgemeester
76
the president
de president
77
the king
de koning
78
the queen
de koningin
79
the writer
de schrijver
80
the police officer
de politieagent(e)
81
the judge
de rechter
82
the lawyer
de advocaat
83
the actor-actress
de acteur-actrice
84
the singer
de zanger-zangeres
85
the farmer
de boer
86
the musician
de muzikant
87
the photograph
de fotograaf
88
the cook
de kok
89
the plumber
de loodgieter
90
the electricist
de elektricien
91
the secretary
de secretaresse/secretariaatsmedewerker
92
the waiter
de ober
93
the businessman
de zakenman/zakenvrouw (zakenmensen)
94
the builder
de bouwvakker
95
the couple (2m)
het paar / het koppel
96
the gender
het geslacht
97
the family member
het familielid (familieleden)
98
daycare
de crèche
99
childcare
de kinderopvang
100
to have the need of
de behoefte AAN hebben
101
the society
de maatschappij
102
look after (cuidar) + bijv (2m)
letten OP / passen OP
Bijv.
Als ik spreek, moet ik goed op mijn zinsstructuren letten.
Pas je vanavond op de kinderen?
103
a
104
the single person / single (adj)
de alleenstaande / alleenstaand
105
to crowl
kruipen
106
the youth
de jeugd
107
the teenager
de tiener
108
el puberto / la pubertad
de puber / de puberteit
109
el adulto / mature (adj)
de volwassene / volwassen
110
to grow up. + bijv
opgroeien.
Bijv.
Ik groeide op in Frankrijk
111
the rule
de regel
112
to raise
opvoeden
113
the divorce
de scheiding
114
to admit, concede + bijv
toegeven
115
To allow / to be allowed to + bijv
Toelaten TOT
toegelaten weden.
Bijv.
Ik laat mijn zoon niet toe om tot uur 's nachts uit te gaan.
Ze werd toegelaten tot de universiteit.
116
to forbid
verbieden
117
to end + bijv
aflopen.
Bijv.
Wanneer de examens afgelopen zijn, ga ik op vakantie.
118
Past (e.g., past week I went to...)
afgelopen. Afgelopen week heb ik...
119
to have the right to
het recht hebben OP/OM
120
the punishment / to be punished / to punish - the reward / to be rewarded / to reward
de straf (krijgen) / gestraft worden / straffen - de beloning / beloond worden / belonen
121
to influence / to have influence over / to be under the influence of
beïnvloeden / invloed hebben OP / onder de invloed VAN
122
to tease / to bully / being bullied
plagen / pesten / gepest worden
123
the advice (2m)
de advies / de raad
124
the dream / dream about (while sleeping) / dream to (aspirational)
de droom / dromen OVER / dromen VAN
125
to organize (bijv. the music for the party)
regelen
126
todo está en orden
alles komt in orde
127
to deal with + bijv.
omgaan MET.
Bijv.
Ik vind het moeilijk om om te gaan met pubers.
128
participate in
meedoen AAN
129
The toy
het speelgoed
130
to hide yourself (2m)
zich verbergen / zich verstoppen
131
to return
terugkrijgen
132
stupid + bijv
stom.
bijv.
Het is stom dat we nu ook op woensdag les hebben.
133
ridiculous
belacherijk
134
the performance
de prestatie
135
the vacancy
de vacature
136
to connect in a call
doorverbinden
137
to leave a message in the voice mail
OP de voicemail inspreken
138
to express something
uitspreken
139
the chance (2m)
de kans/de opportuniteit
140
to vary (2m)
variéren/afwisselen
141
the variation (2m)
de variatie/de afwisseling
142
to experience smth/to be experienced
ervaren (je kan ook zegen Ik ervaar iets als + adj.)
143
the choice
de keuze
144
the role
de rol
145
the meeting (2m) / to meet
de vergadering, de meeting / vergaderen
146
to interrupt
onderbreken
147
to miss/lack + bijv
ontbreken.
bijv:
Door de staking ontbreken 2 cursisten in onze klas.
148
to stop / to stop something
aflopen / iets stoppen
149
to accept (2m)
aanvaarden / accepteren
150
to refuse to do something + bijv
weigeren.
Bijv.
De klant weigeerde te betalen.
151
to cancel something (bijv an appointment) (2m)
afzeggen / Annuleren
152
difficult (but also used as annoying)
lastig
153
clear
duidelijk
154
the security, safe / insecurity, unsafe (related to accidents)
de veiligheid, veilig / het gevaar, gevaarlijk
155
the security / insecurity (related to selfsteem)
de zekerheid / de onzekerheid
156
to join you
MET je meekomen
