Het lesboek part 2 Flashcards
(227 cards)
1
Q
de informatie balie
A
information desk
2
Q
de gids
A
tourist guide (person), tourist guide (book)
3
Q
de tentoonstelling/de expositie
A
exhibition
4
Q
beroemd
A
famous
5
Q
bekend
A
well-known
6
Q
de kunstenaar
A
artist
7
Q
de schilder
A
painter
8
Q
het beeld
A
sculpture, image
9
Q
het kunstwerk
A
piece of art
10
Q
de kleuren
A
colours
11
Q
de beeldende kunst
A
visual arts
12
Q
de fotografie
A
photography
13
Q
de fotograaf
A
photographer
14
Q
de tekenaar
A
illustrator, drawer
15
Q
de galerie
A
gallery
16
Q
meedoen (aan)
A
to participate (in)
17
Q
de fietsenmaker
A
bicycle repair man
18
Q
geloven
A
to believe
19
Q
bereiken
A
to reach
20
Q
controleren
A
to check
21
Q
horen
A
to hear
22
Q
de bingo
A
bingo
23
Q
de reden
A
reason
24
Q
het meertje
A
the (small) lake
25
de expat
expatriate
26
de radio
radio
27
het afspraakje
date
28
iemand leuke vinden
to like someone
29
vooruit
forward
30
oké, vooruit
ok lets do it
31
het hartje
the hart
32
blozen
to blush
33
voorbijkomen
to pass by
34
arm
poor
35
inmiddels
meanwhile
36
schrikken
to scare
37
voorkomen
to prevent
38
bedenken
to think up
39
het smoesje
excuse
40
alvast
in advance
41
de verkering
the (love) relationship
42
verkering hebben
to go steady
43
kussen
to kiss
44
zich afvragen
to wonder
45
het verdriet
sadness
46
ervaring hebben (met)
to have experience (with)
47
stoer
tough
48
troosten
to comfort
49
de liefde
the love
50
de ware (liefde)
the true love
51
de serieuze
serious
52
relatie
relationship
53
veroveren
to conquer
54
de eerste stap zetten
make the first move
55
wil je met me uit?
do you want to go out with me?
56
ik heb een oogje op je
i have an eye on you
57
liefdesverdriet hebben
to be broken hearted
58
de tranen
the tears
59
huilen
to cry
60
uitmaken
to break up
61
dumpen
to dump
62
verdrietig
sad
63
ik heb iemand anders
i have someone else
64
ik ben (al) bezet
i have already someone
65
vaarwel
farewell (apoxeretismos)
66
stoere man
cool man
67
vertel eens
tell me
68
sterven
to die
69
gooien
to throw
70
grooien
to grow
71
genezen
to cure, to get better
72
blijken
to turn out, to appear
73
lukken
to succeed
74
mislukken
to fail
75
achteraf
afterwards
76
langs
along
77
het kanaal
canal
78
vliegen
to fly
79
zwemmen
to swim
80
emigreren
to move to another country
81
vanuit
from
82
de rivier
river
83
de kant
side
84
de andere kant
other side
85
een toespraak houden
to hold a speech
86
de toespraak
speech
87
verbeteren
to improve
88
uitreiken
to hand out
89
onhandig
clumsy, awkward
90
de vuilnis
garbage
91
de lakens
the sheets
92
de handdoek
towel
93
inleveren
to hand in
94
de heenreis
outward journey
95
regelen
to arrange
96
inpakken
to pack(up)
97
achterlaten
to leave (behind)
98
het lokaal
classroom
99
het afscheid
farewell
100
afscheiden nemen
to say goodbye
101
de zakdoek
handkerchief (mantili)
102
de opluchting
relief
103
doodmoe
exhausted
104
de vriendschap
friendship
105
uitwisselen
to exchange
106
adressen uitwisselen
to exchange addresses
107
het is wel mooi geweest
its time to stop
108
kan ik nog twee weken bijboeken?
can i book another two weeks?
109
zit je op facebook?
are you on facebook?
110
mag ik je toevoegen op facebook?
can i add you on facebook?
111
we houden contact
we ll stay in touch
112
ik ben blij dat het voorbij is
i am glad its over
113
ik hoop tot gauw
i hope to see you soon
114
voorzichtig
careful
115
ongerust
anxious
116
boos worden
to become angry
117
de zorgen
the worries
118
zich zorgen maken (over)
to worry (about)
119
maak je geen zorgen
dont worry
120
schaam je
shame on you
121
eens
once, just
122
het scherm
screen
123
nou
now, at present, well, well then
124
toch
nevertheless, but, however, surely, yet, even so, isnt it?, or not
125
dom
stupid
126
beste mensen
hello everybody (to start a speech)
127
afgelopen
last
128
de afgelopen week
last week
129
bijkomen
to recover
130
contact hebben met
to be in contact with
131
de schoonfamilie
the in-laws
132
de heimwee
homesickness
133
heimwee hebben (naar)
to be homesick (for)
134
ophalen
to pick up
135
het toerisme
the tourism
136
de stadswandeling
city walk
137
de bezoeker
visitor
138
zelfs
even
139
bovendien
moreover
140
de moeite waard zijn
to be worth it
141
de bezienswaardigheid
the tourist attraction
142
stem
voice
143
het openbaar vervoer
public transport
144
de lijn
line
145
de halte
stop
146
de pont
the ferry
147
de boot
boat
148
de haven
the port
149
de tram nemen/pakken
to take the tram
150
zwartrijden
to dodge paying the fare
151
de boete
fine (prostimo)
152
het poortje
the gateway
153
de spits/spitsuur
rush hour
154
de schoonmaakster
cleaning lady
155
verdienen
to earn
156
het goud
gold
157
het karton
cardboard (xartoni)
158
het fluweel
velvet (to veloudo)
159
de wol
wool
160
de steen
stone
161
de vaas
vase
162
het pakje
package
163
het ijzer
iron
164
het hek
fence
165
het horloge
the watch
166
de omelet
omelette
167
de vrachtwagen
the truck - fortigo
168
vervoeren
to transport
169
goederen
goods
170
het landschap
landscape
171
het kalf
calf
172
het blad
leaf
173
vallen
to fall
174
het koor
the choir
175
geel
yellow
176
oranje
orange
177
breken
to break
178
glad
slippery
179
onvoldoende
insufficient
180
bezoeken
to visit
181
het schip
ship
182
de politicus
politician
183
de medicus
doctor
184
het conservatorium
academy of music
185
de musicus
musician
186
de datum
date
187
het decennium
decade
188
de letterkunde
literature
189
het heelal
universe
190
goedkoop
cheap
191
succesvol
successfull
192
oplossen
to solve
193
de klant
client
194
het bloed
blood
195
verliezen
to lose
196
de artiest
artist
197
luid
loud
198
het applaus
applause
199
het gevaar
danger
200
het onderhoud
maintenance
201
het ontwerp
design
202
grafisch
grafic
203
koninklijk
loyal
204
economisch
economic
205
het beleid
policy
206
katholiek
catholic
207
het geloof
religion, belief
208
allerlei
all kinds of
209
voldoende
sufficient
210
de pastoor
priest
211
de gemeenschap
community
212
de snoepwinkel
candyshop
213
grijs
grey
214
de broek
pair of trousers
215
ongezond
unhealthy
216
het bed opmaken
to make the bed
217
klaar zijn (voor)
to be ready (for)
218
de bubbels
boubles
219
uitrekken
to take off
220
aantrekken
to put on
221
uitdoen
to take off
222
aandoen
to put on
223
het synoniem
synonym
224
de bruiloft
wedding
225
wegrennen
to run away
226
sindsdien
since
227
knikken
to nod
