Het lesboek part 3 Flashcards
(257 cards)
1
Q
de gewoonte
A
habit
2
Q
het gebruik
A
the use
3
Q
gebruikelijk
A
common
4
Q
cultureel
A
cultural
5
Q
persoonlijk
A
personal
6
Q
beleefd
A
polite
7
Q
onbeleefd
A
rude
8
Q
de keus/keuze
A
choice
9
Q
de mening
A
opinion
10
Q
volgens mij
A
i think
11
Q
het misverstand
A
the misunderstaning
12
Q
bedoelen
A
to intend
13
Q
de bedoeling
A
the intention
14
Q
betekenen
A
to mean
15
Q
een hand geven
A
shake hands
16
Q
hoeven
A
to need (only with negation)
17
Q
nauwelijks
A
hardly
18
Q
pas
A
only
19
Q
slechts
A
just
20
Q
amper
A
only
21
Q
alleen maar
A
only
22
Q
glimlachem
A
to smile
23
Q
het inburgeringsexamen
A
civic integration exams
24
Q
de kopie
A
the copy
25
overnachten
to stay the night
26
gebruikmaken (van)
to make use (of)
27
de lift
elevator
28
de trap
stairs
29
uiterlijk (adverb)
not later than
30
het voordeel
advantage
31
het nadeel
disadvantage
32
inclusief
including
33
het boetiekhotel
boutique hotel
34
de overnachting
the overnight stay
35
meteen
right away
36
de wijk/ het stadsdeel
the district
37
de omgeving
the area
38
verkennen
to explore
39
de horeca
the catering industry
40
de luchtent
the bar for having lunch (not a tent)
41
het plein
the square
42
de woonboot
houseboat
43
de rondvaart
(canal) cruise
44
varen
to sail, to boat
45
de gracht
canal
46
het grachtenpand
canal house
47
het pakhuis
warehouse
48
de politie
police
49
de crimineel
criminal
50
achtervolgen
to pursue
51
het kwartier
15 minutes
52
de rechter
the judge
53
overtuigen
to convince
54
de excuses
the apologies
55
aanvaarden
to accept
56
de dader
the perpetrator (o drastis)
57
omschrijven
to describe
58
de getuige
the witness
59
ondervragen
to interrogate
60
eerlijk
honest,fair
61
verdelen
to divide
62
herhalen
to repeat
63
wassen
to wash, to bathe
64
zich wassen
to wash (yourself)
65
de douche
shower
66
het bad
the bath
67
de verpleegkundige
the nurse
68
scheren
to shave
69
de workshop
workshop (brief course)
70
de speeddate
speeddate
71
overleggen
to discuss
72
waar..naartoe
where..to (direction)
73
waar ga je naartoe?
where are you going to?
74
tenslotte
after all
75
het is de hoogste tijd (om)
its absolutely time (ti)
76
opsnuiven
to sniff (up)
77
snuiven
to sniff
78
ademen
to breath
79
eerlijk gezegd
honestly
80
het verstand
knowledge
81
verstand hebben (van)
to have knowledge (of)
82
uitzoeken
to find out
83
de jongere
the younger one
84
de pas
the pass
85
regulier
regular
86
de directie
the management
87
het lidmaatschap
membership
88
de bron
the source
89
het concert
concert
90
het gebouw
building
91
de schouwburg
theatre
92
de voorstelling
the show
93
het optreden
the performance
94
het cultureel seizoen
cultural season
95
het festival
festival
96
het toneel
the stage
97
de regisseur
director
98
de speelfilm
the feature film
99
het filmhuis
art cinema
100
het publiek
audience
101
de garderobe
cloakroom
102
het decor
the decor
103
gaan over
to be about (story)
104
bezet
occupied
105
te koop staan
to be for sale
106
het pilletje
the pill
107
het apparaat
the device
108
het snoepje
the sweet
109
zweten
to sweat
110
voorbij zijn
to be over
111
geweldig
great
112
uitkijken
to watch out
113
je ogen uitkijken
to stare one's eyes out
114
zo'n
that kind of, such a
115
de botanische tuin
botanic garden
116
de dierentuin
zoo
117
de pinguïn
penguin
118
de giraffe
giraffe
119
de nek
the neck
120
vet
fat
121
de olifant
elefant
122
de aap
monkey
123
voeren/eten geven
to feed
124
misgaan
to fail
125
vlak
flat
126
de heuvel
hill
127
de duin
dune (ammolofo)
128
de dijk
dyke (fragma)
129
de heide
the moor (agkirovolio)
130
het ven
the small lake
131
het veen
the turf (xlootapitas)
132
de polder
polder (a piece of low-lying land reclaimed from the sea or a river)
133
de plas
puddle, lake
134
het wad
mudflat (a stretch of muddy land left uncovered at low tide.)
135
de vloed
flood
136
de zeehond
seal
137
het noorden
the north
138
het zuiden
the south
139
het oosten
the east
140
het westen
the west
141
nog steeds
still, up until now
142
de zeespiegel
the sea level
143
het peil
the level
144
de hoogte
height
145
het punt
the point
146
overstromen
to flood
147
zich beschermen (tegen)
to protect yourself (against)
148
de koe
cow
149
het paard
horse
150
het schaap
sheep
151
de geit
goat
152
de ezel
donkey
153
de vis
fish
154
de dolfijn
dolphin
155
de mus
sparrow
156
de gans
goose
157
de zwaan
swan
158
de duif
pigeon
159
de eekhoorn
squirrel
160
de vlieg
fly (mougia)
161
de bij
bee
162
de spin
spider
163
de mier
ant
164
de kikker
frog
165
de vos
fox
166
de leeuw
lion
167
de beer
bear (arkouda)
168
de slang
snake
169
de tijger
tiger
170
de boerderij
farm
171
beginnen(aan)
to start (with)
172
rekenen(op)
to count (on)
173
meedoen (aan)
to participate (in)
174
lijken (op)
to look like
175
de koningin
queen
176
de ruïne
the ruin
177
trouwen (met)
to marry
178
stoppen (met)
to stop doing
179
het optimisme
the optimism
180
praten (tegen)
to talk (to)
181
zich abonneren (op)
to subscribe
182
zich inschrijven (voor)
to sign up (for)
183
zich interesseren (voor)
to be interested (in)
184
zich schamen(voor)
to be ashamed (of)
185
zich ergeren (aan)
to be annoyed (by)
186
lui
lazy
187
boos zijn (op)
to be angry (with)
188
teleurgesteld zijn (in)
to be disappointed (with)
189
tevreden zijn (over)
to be satisfied (about)
190
bijten
to bite
191
met spoed
urgent
192
de spoed
urgency
193
het ziekenhuis
hospital
194
de eerste hulp
first aid
195
zij is aan de beurt
its her turn
196
de klacht
the complaint
197
de infectie
the infection
198
duizelig
dizzy
199
de hofdpijn
headache
200
meevallen
to turn out better than expected
201
het onderzoek
research
202
beginnen (met)
to start (with)
203
inenten (tegen)
to vaccinate (against)
204
de inenting
vaccination
205
rabiës
rabies
206
de vaccinatie
vaccination
207
vaccineren (tegen)
to vaccinate (against)
208
verstandig
wise,reasonable
209
gezond zijn
to be healthy
210
de bloeddruk
blood pressure
211
meten
to measure
212
de hartslag
heartbeat
213
bloed prikken
to take blood (to test)
214
afnemen
to take
215
de naald
needle
216
de antibiotica
antibiotics
217
voorschrijven
to prescribe
218
de bijwerking
side effects
219
de verzekering
insurance
220
de ziektekostenverzekering
health insurance
221
de behandeling
treatment
222
ik geloof van wel
i believe so
223
ik geloof van niet
i dont think so
224
in orde zijn
to be ok
225
de zikte
the disease
226
de nood
distress
227
het noodgeval
emergency
228
de bedreiging
the threat
229
levensbedreiging
life threatening
230
het alarm
alarm
231
de centrale
control centre
232
brandweer
fire department
233
de ambulance
ambulance
234
eisen
to require
235
oftewel
in other words
236
de kantooruren
office hours
237
de huisartsenpost
doctor's office
238
de tandarts
dentist
239
de tand
tooth
240
de kies
back tooth
241
het gebit
set of teeth
242
het wortelkanaal
root canal
243
de kaak
jaw
244
het gaatje
cavity
245
de ontsteking
inflammation
246
ontsteken
to be inflamed
247
het glazuur
the (dental) enamel
248
de tandartsassistente
dentist's assistant
249
de afsprakenkaart
appointment card
250
verwijzen (naar)
to refer (to)
251
de verwijsbrief
referral leter
252
tandenpoetsen
to brush teeth
253
de tandenborstel
toothbrush
254
de tandpasta
toothpaste
255
flossen
to floss
256
de tandenstoker
toothpick
257
snoepen
to eat sweets
