Het Spijsverteringsstelsel Flashcards
(12 cards)
Welke 3 speekselklieren zijn er?
- glandulae parotis = oorspeekselklieren
- glandulae sublinguales = ondertongspeekselklieren
- glandulae submandibulares = onderkaakspeekselklieren
Bespreek de fasen van slikken
1) ORALE FASE
-> voedsel wordt tegen hard gehemelte gedrukt -> tong teruggetrokken en dwingt voedsel in oesofarynx -> zacht gehemelte naar boven gedrukt en nasofarynx dicht -> slikreflex
2) PHARYNGEALE FASE
-> start bij contact gehemeltebogen en achterwand farynx -> voedsel voorbij gesloten glottis door heffen larynx en vouwen epiglottis -> uvula en zacht gehemelte blokkeren terugkeer naar nasofarynx
3) OESOPHAGALE FASE
-> start bij contract faryngeale spieren waar voedsel geduwd wordt door toegang oesofagus -> via peristaltiek naar maag
Bespreek de fasen van afgifte klierproducten
1) CEFALISCHE FASE
-> persoon ziet, ruikt, denkt -> aansturing PZS -> reactie op prikkel = versnelling productie maagsap ( 0,5L/u)
2) GASTRISCHE FASE
-> start bij voedsel in maag -> prikkel op rekreceptoren in maagwand en chemoreceptoren in mucosa -> gevolg is menggolven vanuit spierlaag van maag en afgifte slijm, pepsinogeen en zoutzuur vanuit maagsapklieren
3) INTESTINALE FASE
-> start wanneer chymus duodenum binnenkomt met als functie de regulatie van snelheid maag legen
Geef de lagen van het spijsverteringskanaal weer? + geef functie weer
1) MUCOSA = slijmvlies = binnenste => in dunne darm vormt ze transversale plooien ( plicae circulares) en uitstulpingen (darmvlokken/villi)
°functie°= vergroten darmopp
2) SUBMUCOSA = los bindweefsel = lymfevaten, BV en ZV (sens en parasymp neuronen)
°functie° = regulatie en coördinatie contractie glad spierweefsel en productie spijsverteringsklieren
3) SPIERLAAG/MUSCULARIS EXTERNA = gladde spiercellen (binnenste laag = kringspieren en buitenste lengtespieren)
°functie° = peristaltische en segmentatiebewegingen
Wat zijn peristaltische en segmentatie bewegingen?
P = voorstuwen voedselbron doorheen lengte spijsverteringskanaal
S = duur dunne darm bewegingen waardoor bolus gekneed en verkleind wordt zorgt voor goede mening darminhoud en sappen
Doorloop de grote onderdelen van het SVS
PHARYNX (keelholte) (oropharynx, laryngopharynx)
-
OESOPHAGUS (slokdarm)
-
GASTER (maag) (CARDIA/FUNDUS/CORPUS/PYLORUS)
-
INTESTINUM TENUE (dunnedarm) (DUODENUM, JEJUNUM, ILEUM)
-
INTESTINUM CRISSUM (dikkedarm) ( CAECUM,COLON ASCENDENS, C. TRANSVERSUM, C. DESCENDENS, C. SIGMOIDEUM, RECTUM)
Geef de 6 kringspieren en kleppen weer?
1) bovenste oesophagus kringspier
2) onderste oesophagus kringspier
3) pylorus spinster
4) valve ileocaecalis
5) sfincter ani internus
6) sfincter ani externus
Welke accesoire organen zijn er? En geef hun functie
1) speekselklieren
- vochtigheid en smering
- enzymen afbraak koolhydraten
- anti bac
- oplossen voedseldeeltjes zodat smaakpapillen bereikt worden
- voorkomen tandbederf door neutraliseren zuren
2) pancreas
- endocriene functie
- exocriene functie door vorming pancreassap (water, enzymen en buffers) (P-protease/p-lipase/p-amylase) en is basisch door HCO3-ionen wat maagzuur neutraliseert
3) lever/hepar ( >200 functies)
- regulatie stofwisseling: verwijdering gifstoppen en opslaan overtollige nutriënten
- hematologische regulering: filtering bloed uit arteria heptica propria en vena portae hepatis ( bloed verlaat lever uit vena heptica)
- galvorming: vetten in kleineren druppeltjes hierdoor meer opp/volume aan vet waar p-lipase kan inwerken ( gal wordt afgevoerd door ductus hepaticus en splitst in D choledochus ( naar duo) en D cysticus ( naar galblaas)
4) galblaas
Opslag gal en H20 wordt opgenomen uit galvocht hierdoor conc galzouten hoger wat sterk verteringsproduct voor vetten vormt
Welke 5 klierproducten bestaan er?
- speeksel
- maagsap =( gevormd door parietale cellen die stoffen afgeven ( intrinsieke factor = opname vit B12 + Zoutzuur = verlaagt pH maag waardoor MOs dood/ celwanden plant en diercellen afbraak/ activatie zymogene cellen (zorgen voor aanmaak pepsinogeen die door HCl pepsine aanmaakt)
- darmsap= (bevochtigen darminhoud/ neutr zuren/ zorgt dat verteringsenzymen en producten in oplossing blijven)
- pancreassap
- gal
Wat is de functie van de dunne darm?
Vooral chemische vertering en opname voedingstoffen
1) DUODENUM/12-vingerige darm
- neutr maagzuur mbv bicarbonaat alvleesklier
- vertering door toevoeging sappen alvleesklier en gal
- absorptie voedingsstoffen Fe en Ca
2) JEJUNUM/Nuchtere darm
- voortzetting vertering door enzymes geproduceerd darmwand
- absorptie voedingsstoffen suikers, AZ, vetzuren
3) ILEUM/kronkeldarm
- absorptie B12, galzurzouten en resterende voedingsstoffen en water ( rest naar dikke darm)
Wat is functie van de dikke darm?
1) in C. ASCENDENS: terugabsorptie H20 hierdoor darminhoud tot ontlasting dikt
2) in CAECUM/blinde darm: absorptie vit, organische afvalstoffen en gifstoffen die door bac zijn gevormd en galzure zouten
3) in RECTUM/endeldarm: opslag ontlasting
Leg het mechanisme van defecatie uit?
1) VULLING RECTUM -> leidt tot rek van de rectumwand
2) ACTIVATIE DEFECATIEREFLEX -> rekreceptoren sturen prikkels via zenuwbanen naar RM en H
3) INVLOED DEFECTATIEREFLEX -> ontspanning SA internus (gladde spiercellen) + opspanning SA externus (skeletspier) + opspanning wand van het rectum ( bestaat uit spierige laag waardoor druk binnen rectum toeneemt)
4) UITSCHEIDING -> door toegenomen druk in rectum wordt het geduwd doorheen SAinternus tegen gesloten externus (opent enkel bewust)
5) EXTRA DRUK TOENAME IN BUIK -> door inademing wordt diafragma opgespannen en afgeplat wat druk in buik en bekkenholte verhoogt en de ontlasting helpt