hofdstuck 6 Flashcards
(27 cards)
1
Q
quite (rust)
A
gerust
2
Q
complain (complaint)
A
klagen, (klacht)
3
Q
to rescue
A
redden
4
Q
guess
A
raden
5
Q
reason
A
reden
6
Q
betogen
A
to argue
7
Q
stimulate
A
prikkelen
8
Q
to leave
A
verlaten
9
Q
to (grant)
A
verlenen
10
Q
to show
A
tonen (tonen meer empathie)
11
Q
get an idea
A
een idee opkomen
12
Q
hanteren
A
handle
13
Q
insufficient
A
onvoldoende
14
Q
complicated
A
ingewikkeld
15
Q
it does not work
A
het doet het niet
16
Q
performance (perform)
A
prestatie (presteeren)
17
Q
commit oneself (applicarsi)
A
zich inzetten (je moet je inzetten voor een goede prestatie)
18
Q
proof (evidence)
A
bewijs
19
Q
successful
A
geslaagd
20
Q
in short
A
kortom
21
Q
challenge
A
uitgdaging
22
Q
add
A
toevoegen
23
Q
subtract (leave out)
A
weglaten
24
Q
effort
A
moeite
25
bereiken
accomplish
26
judgement
behoordeling
27