onregelmatige wekwoorden 2 Flashcards
(15 cards)
1
Q
lezen
A
las, lazen, gelezen
2
Q
worden
A
werd, werden, is geworden
3
Q
drink
A
dronk, dronken, gedronken
4
Q
lopen
A
liep, liepen, gelopen
5
Q
blijken
A
bleek, bleken, is gebleken
6
Q
wegen
A
woog, wogen, gewogen
7
Q
eten
A
at, aten, gegeten
8
Q
schrijven
A
schreef, schreven, geschreven
9
Q
afhangen
A
hing, hingen af, afgehangen
10
Q
verbieden
A
verbood, verboden, verboden
11
Q
bewegen
A
bewoog, bewogen, bewogen
12
Q
opzoeken
A
zocht, zochten op, opgezocht
13
Q
beginnen
A
begoon, begonnen, is begonnen
14
Q
afspreken
A
spraak, spraken af, afgesproken
15
Q
A