Hoofdstuk 1 Flashcards
(112 cards)
1
Q
de berg
A
mountain π»
2
Q
beschrijven*
A
to describe
3
Q
de jeugd
A
childhood / the younglings
4
Q
overeenkomst, de
A
the similarities
5
Q
vies
A
dirty
6
Q
schoon
A
clean
7
Q
achtergrond, de
A
background
8
Q
arbeider, de
A
constructor +
9
Q
beide
A
both
10
Q
bouwen
A
to build
11
Q
buitenlander, de
A
foreigner
outsider
12
Q
doordat
A
because of that
13
Q
enige, het
A
only ( the only)
14
Q
gevaarlijk
A
dangerous
15
Q
herinneren, zich
A
to remember
16
Q
kanaal, het
A
canal
17
Q
molen, de
A
the mill
18
Q
platteland, het
A
countryside / flat grounds
19
Q
de rand
A
border
20
Q
sigaret, de
A
cigarette π¬
21
Q
uitbreiden
A
to expand
22
Q
vlak
A
flat
23
Q
weiland, het
A
grasslands
24
Q
zwemmen*
A
to swim π
25
bejaarde, de
pensioner
elderly
26
gelden*
to count
27
de hond
the dog
28
de kat
the cat
29
knuffelen
to hug
30
het konijn
rabbit
31
de kooi
the cage
32
kruipen
to crawl
33
laten
to let
to allow
34
nadeel, het
disadvantage
35
ongedierte, het
pests / vermins
36
de rat
rat π
37
de reden
the reason
38
ruim
spacious / roomy
39
schildpad, de
turtle
40
slang, de
snake
41
uitlaten*
to walk your dog
42
verstaan*
to understand
43
verzorgen
to take care of
44
de vogel
the bird
45
zacht
soft (suave)
46
het argument
the argument
47
bereiken
to reach
48
beschermen
to protect
49
de discussie
the discussion
50
het doel
the goal
51
de energie
energy β‘
52
internationaal
international
53
invloed, de
influence
54
kerncentrale, de
nuclear plant β’οΈ
55
landschap, het
landscape
56
middel, het
the means
57
de natuur
the nature πΏπ
58
organisatie, de
organization
59
overheid, de
the government
60
overleggen
to discuss
61
proefdier, het
testing animal
62
professioneel
professional
63
de publiciteit
the publicity
64
de regel
rule
65
samenleving
society
66
spectaculair
spectacular
67
de steun
the support
68
stichting, de
nonprofit organization
69
stimuleren
promote
advertising
70
vereniging, de
clubs (voetbal)
71
waarde, de
the worth
72
de beek
stream (water stream)
73
beheren
to manage
74
beschibaar
available
75
het bord
a sign
a plate
76
het bos
forest
77
breken
to break
78
de dam
dike
dam
79
flink
tough
a lot
80
gebied, het
area
81
de geul
small water stream
82
de heide
purple flower
83
de kabel
cable
84
landbouw, de
agriculture
85
merken
to notice
86
overstromen
to flood
87
de ramp
disaster
88
rivier, de
river
89
de rust
the rest π€
90
slee, de
sled π·
91
slingeren
to swing
92
spiegeling, de
reflection
93
springen
to jump
94
stilte, de
silence
95
streek, de
native region
96
stromen
to flow
to pour
to stream
97
terechtkomen
to end up
98
uitmonden
to flow into
to flow uit
99
uitslijten
to erode
100
vechten
to fight
101
veiligheid, de
security
safety
102
verbazen, zich
to be surprised (β0β)α΅α΅α΅
103
verdrinken
to drown
104
winnen
to win
105
zand, het
the sand
106
de kraan
the sink from the kitchen (robinet)
107
de lamp
lamp
108
regering, de
government
109
tandenpoetsen
teeth brushing
110
uitdoen
to take off
111
wet, de
law
112
begeleiding, de
assistance
guidance
