Hoofdstuk 4 Flashcards
(110 cards)
1
Q
verstoren
A
to disturb
2
Q
afvallen
A
to lose weight
3
Q
beleggen
A
invest
4
Q
bereiden
A
to prepare
5
Q
bloemkool
A
the cauliflower
6
Q
fijn
A
fine
7
Q
gemiddeld
A
average
8
Q
gewoonte, de
A
habbit
9
Q
hakken
A
to chop
10
Q
ingrëdient, het
A
ingredients
11
Q
jenever, de
A
Dutch gin
12
Q
kleed, het
A
the rug (Het kleed van Aladdin 👳)
13
Q
leggen
A
to lay
14
Q
oorspronkelijk
A
originally
15
Q
opvallen
A
to stand out
16
Q
percentage, het
A
the percentage
17
Q
het recept
A
the recipe
18
Q
restje, het
A
the rest
the leftovers
19
Q
de soep
A
the soup 🍲
20
Q
souvenir, het
A
the souvenir
21
Q
spruitje, het
A
Brussels sprout 🌱
22
Q
de staart
A
the tail
23
Q
toetje, het
A
desert
24
Q
ui, de
A
onion 🧅
25
vaatje, het
the barrel
the keg
26
vangen
to catch
27
versieren
to decorate
28
de vlag
the flag 🚩
29
de wok
A pan shaped like a bowl 🥣
30
de breedte
width
31
dadelijk
shortly
32
fruiten
to fry
33
gaar
cooked
34
lepel, de
spoon 🥄
35
loskloppen (ei)
to beat the eggs 🥚
36
mengen
to mix
37
de mie
thin noodles 🍜
38
onvergelijkbaar
incomparable
39
vergelijkbaar
comparable
40
oosters
oriental
41
paksoi, de
Asian vegetable
42
de pan
the pan
43
roerbakken
stir fry
44
roeren
to stir
45
rondom
around
46
scheppen
to scoop
to dig
47
schillen
to peel with a knife 🔪 🍊
48
pellen
to peel with your hands ✋🍊
49
snipperen
to cut in small pieces
50
speciaal
special
51
specialiteit, de
speciality
52
stoven
to stew
53
toevoegen
to add
54
verhitten
to heat
55
verkruimelen
to crumble
56
voorverwarmen
to prewarm
57
het vuur
the fire 🔥
58
zomaar
random
59
vork
fork
60
het bestek
cutlery
61
mixen
to mix
62
mes
knife 🔪
63
beleid, het
policy
64
het bezit
the possession
65
de criminaliteit
the criminality
66
de drank
the alcoholic drink
67
het effect
the effect
68
gedogen
to tolerate
69
genotmiddel, het
ilegal stimulant
70
legalisering, de
legalization
71
lichamelijk
physical
72
de plant
the plant
73
produceren
to produce
74
slap
weak
75
sloom
slow
76
tijdelijk
temporary
77
tolerant
tolerant
78
verbieden
to forbid
79
bloeddruk, de
blood pressure
80
calorie, de
calorie
81
chocola, de
chocolate
82
daarnast
as well as
83
darm, de
intestines
84
dieet, het
diet
85
etiket, het
etiquette
86
flauwvallen
to faint
87
hersenen, de
the brain
88
hoeveelheid, de
quantity
89
lichaam, het
body
90
opslaan
to store
91
overgewicht, het
overweight
92
spier, de
muscle
93
uitvallen
to stop
to fall out
94
uitzondering, de
exception
95
verbergen
to hide
96
verlies, het
the loss
97
vermijden
to avoid
98
vervanger
replacement
99
verwerken
to process
100
vezel, de
fiber
101
vocht, de
the humidity
102
voeding, de
alimentation
foods
103
aantonen
to prove
104
andersom
the other way around
105
doorkomen
to survive
to go through
106
gebrek, het
the lack
107
oververmoeid
doodmoe
108
verklaring, de
the explanation
109
pellen
to peal
110
vork
fork
