Hoofdstuk 2 Flashcards
(110 cards)
1
Q
aantreffen
A
to encounter
to find
2
Q
binnenstad, de
A
city center
3
Q
huiselijk
A
homie
4
Q
ondanks
A
even tho
despite
5
Q
plicht, de
A
the duty
6
Q
sleutel, de
A
the key
7
Q
totdat
A
until
8
Q
voorgoed
A
forever
for good
9
Q
aandacht, de
A
attention
10
Q
afschuwelijk
A
horrible
11
Q
agressie, de
A
the aggression
12
Q
agressief
A
aggressive
13
Q
anderzijds
A
on the other hand
14
Q
asociaal
A
asocial
15
Q
bedreigen
A
to threat
16
Q
beëindiging, de
A
conclusion
17
Q
belachelijk
A
stupid
ridiculous
18
Q
blaffen
A
to bark
19
Q
bovendien
A
Furthermore
Moreover
20
Q
draaien
A
to turn
21
Q
dreunen
A
pounding
22
Q
enerzijds
A
on one hand
23
Q
ernstig
A
severe
24
Q
ervaren
A
to experience
25
geachte
dear (formal)
26
gedrag, het
the behavior
27
geestelijk
mental
28
gehorig
noisy
29
geweld, het
violence
30
gooien
to throw
31
handelen
to handle
to act
32
hoogachtend
regards
33
klagen
to complain
34
kwijt
lost
35
lawaai, het
the noise
36
melden
to report
37
nauwelijks
barely
38
ontkennen
to deny
39
ophouden
to stop
40
overlast, de
the disturbance
41
plafond, het
ceiling
42
poep, de
poop 💩
43
rechter, de
judge
44
schelden
swearing
45
slot, het
the lock
46
stank, de
the stench
47
stinken
to stink
48
veilig
safe
49
verdelen
to share
50
verslaafd
addicted
51
vóórkomen
to prevent
52
vuil, het
the dirt
53
waarschuwen
to warn
54
zorg, de
the care
55
zulk
such
56
aanrecht, het
the kitchen counter
57
afwasmachine, de
dishwasher
58
afzuigkap
the thing above the kitchen stove that sucks all the air and fumes out of the kitchen (hotă)
59
het bord
the plate
60
fornuis, het
stove
61
gootsteen, de
the sink
62
ingewikkeld
complicated
63
kant-en-klaarmaaltijd, de
ready to go meal
64
magnetron, de
microwave
65
omheen
around
66
opruimen
to clean up
67
de oven
the oven
68
de plank
the cutting board
69
trots
proud
70
vriezer, de
the freezer
71
zodat
so that
72
afwassen
dishwashing
73
borstel, de
brush
74
de doek
cloth
75
gebruiksaanwijzing
manual
76
instellen
to set
to install
77
de klus
task
78
de knop
button
79
positie, de
the position
80
de stand
mode
81
stofzuiger, de
vacuum cleaner
82
strijken
ironing
83
ten slotte
finally
in the end
84
de toets
key
test
85
volgorde, de
the order
86
wasmiddel, het
detergent
87
de zeep
soap 🧴
88
borstelen
to brush
89
aansprakelijkheid, de
liability
90
begrafenis, de
funeral
91
de dief
the thief
92
diefstal, de
theft
93
inboedel, de
household contents
94
inbraak, de
burglary
95
inbreken
to break in
96
letterlijk
literally
97
looptijt, de
duration
98
maatschappij, de
company
99
de premie
premium
100
regelen
arange
101
vergoeden
compensate
102
verlengen
to extend
103
verplicht
obligatory
mandatory
104
verzekeren
to insure
105
vloerbedekking, de
flooring
106
het volk
people
folks
107
vooraf
in advance
108
voorwaarde, de
condition
109
wettelijk
legal
110
ziekte, de
illness
