Hoofdstuk 7 Flashcards
(82 cards)
1
Q
grootmoeder, de
A
grandma 👵
2
Q
overgrootmoeder, de
A
great grandma 💀
3
Q
aanleunwoning, de
A
sheltered acomodation
4
Q
amper
A
barely
5
Q
de bezigheid
A
business
6
Q
chagrijn, het
A
grumpy
7
Q
gedachte, de
A
the thought
8
Q
geruststellen
A
to reassure
9
Q
grootouders, de
A
grandparents
10
Q
heden
A
up to now
11
Q
klasgenoot, de
A
classmate
12
Q
het koppel
A
the couple
13
Q
ophangen
A
to hang on
14
Q
opknappen
A
to renovate
to fix up
15
Q
oppassen
A
to watch out
to babysit
16
Q
opvoeding, de
A
the education
17
Q
puzzelen
A
to do a puzzle
18
Q
de slok
A
the swallow
19
Q
vertrouwd
A
trusted
trustworthy
20
Q
zalig
A
blessed
21
Q
zodoende
A
therefore
22
Q
besteden
A
to spend
23
Q
bevolking, de
A
population
24
Q
dalen
A
to decrease
25
gelijk blijven
to stay the same
26
gepensioneerd
retired
27
het gevolg
consequence
28
grafiek, de
the graphic
29
omhooggaan
to rise
30
stagen
to increase
31
oorlog, de
the war
32
de oudere
the elder
33
pensioen, het
the pension
34
prognose, de
the prognosis
35
relatief
relative
36
tegenover
opposite
37
termijn, de
term
period
38
toenemen
to increase
39
vergelijken met
to compare
40
vergrijzing, de
the graying
41
vertaling, de
translation
42
verwachting, de
expectation
43
volop
plenty
44
vrijwilliger
volunteer
45
afpakken
to take form
46
beslissing, de
the decision
47
discussiëren
to discuss
48
dwingen
to force
49
klimmen
to climb
50
de leider
leader
51
moskee, de
mosque
52
onderhandelen
to negotiate
53
opvoeden
to educate
54
pikken
to tollerate
to peck
55
samenvatting, de
the resume 📄
56
slaan
to hit
to slam
57
stelling, de
the opinion
58
de straf
punishment
59
terug
back
60
vloeken
to swear
to curse
to insult
61
zakgeld, het
pocket money
62
afscheid, het
the goodbye
63
beschuit, het
biscuit
64
bevestigen
to confirm
65
binden
to bond
66
echtgenoot, de
the husband
67
de fase
the vase ⚱️
68
immigrant, de
immigrant
69
individu, het
the individ
70
katholiek
catholic
71
de kist
coffin ⚰
72
nabestaande, de
the relatives
next of kin
survivor
73
oorzaak, de
the cause
74
overgang, de
transition
75
overledene, de
the passed away
76
overlijden
to die
77
protestants
protestants
78
het ritueel
ritual
79
symbool, het
the symbol
80
toespraak, de
the speech
81
uitvaart, de
the funeral
82
weduwnaar, de
widower
