hoofdstuk 11: media en communicatie Flashcards
(40 cards)
soorten communicatie
- verbale/ non-verbale/ subverbale communicatie
- interpersoonlijke/ massacommunicatie
- klassieke media/ sociale media
nichepubliek
de ontvangers van massamedia die op specifieke doelgroepen gericht zijn
overtuigingsmiddelen Aristoteles
- logos
- pathos
- ethos
logos
- logisch redeneren en argumentatie
- boodschap en de feiten, uitspraken en andere delen die het argument vormen
ethos
- geloofwaardigheid of autoriteit van de spreker
pathos
- band bouwen met het publiek
- inspelen op de emoties van mensen
soorten ruis
- Fysieke ruis
- Fysiologische ruis
- Psychologische ruis
- Semantische ruis
Fysieke ruis
Alle signalen van buitenaf die het communiceren, luisteren of kijken bemoeilijken
fysiologische ruis
Elke lichamelijke beperking bij de zender of ontvanger die de communicatie belemmert
Psychologische ruis
Ruis die ontstaat door vooroordelen en stereotiepe opvattingen
Semantische ruis
Ruis die ontstaat als de betrokken partijen verschillende codes hanteren, zoals een andere taal of een specifiek jargon
kenmerken sociale media als communicatie
- zender: iedereen is zender
- ontvanger: iedereen is ontvanger
- gebruiksgemak: gemakkelijk en gebruiksvriendelijk, iedereen kan zonder veer moeite reageren of boodschappen versturen
- snelheid: zeer snel, onmiddellijke feedback
- bereikbaarheid: altijd en overal bereikbaar mits toegang tot het internet
sociale categorisering
neiging om de bevolking op basis van aan-of afwezigheid van bepaalde kenmerken op te delen in specifieke groepen
beeldvorming
het mentale beeld dat we hebben van een bepaald onderwerp
beeldvorming is niet objectief, maar gestoeld op:
- percepties
- veronderstellingen
- emoties
- waarden & normen
- …
def stereotypen
simplistische veralgemening van eigenschappen die de maatschappij toekent aan alle leden van een bepaalde groep
stereotypen kunnen
- een kern van waarheid bevatten
- maar niet van toepassing op alle leden van de groep
hoe zijn journalisten gatekeepers
- controleren informatiestroom
- beïnvloeden opinies
- bepalen zo mee wat nieuws is en welke beeldvorming ontstaat
verschillende journalistieke functies
- correspondenten
- reporters
- freelancejournalisten
- onderzoeksjournalisten
- hoofdredacteurs
- eindredacteurs
correspondenten
Journalisten dei verslagen uitbrengen over gebeurtenissen in het buitenland. Ze wonen of verblijven er voor een langere periode.
reporters
Journalisten die uitgestuurd worden naar de plaats waar het nieuws zich afspeelt. In het geval van een televisie-uitzending zijn ze de mensen die in beeld komen om verslag uit te brengen of interviews af te nemen.
freelance journalisten
Journalisten die niet verbonden zijn aan een krant of zender, maar die per artikel of woord worden betaald.
onderzoeksjournalisten
Journalisten die zich voornamelijk bezighouden met langduriger onderzoek naar nieuwsfeiten. Ze spitten ene onderwerp helemaal uit. Ze proberen er vaak ook onthullingen over te doen en plaatsen die vervolgens in een ruimer kader.
hoofdredacteurs
Journalisten die zich als leiding van de redactie hoofdzakelijk bezighouden met de inhoudelijke coördinatie en het redactiebeleid.