Hoofdstuk 2 Flashcards
Nederlands (10 cards)
1
Q
objectief
A
neutraal, feitelijk
2
Q
adoratie
A
aanbidding
3
Q
baldadig
A
wild en uitgelaten
4
Q
figurant
A
persoon die een zwijgende of geheel onbetekenende rol vervult
5
Q
handhaving
A
controle op de naleving van wetten en regels
6
Q
omarmen
A
enthousiast zijn over iets
7
Q
personage
A
rol, karakter
8
Q
sleutelmoment
A
beslissend moment
9
Q
surveilleren
A
toezicht houden
10
Q
decennium
A
periode van tien jaar