Hoofdstuk 32 Flashcards
(10 cards)
1
Q
herleiden
A
zeggen dat het daardoor komt
2
Q
achten
A
iets vinden
3
Q
monter
A
vrolijk en opgewekt
4
Q
redeneren
A
uitleggen wat je uitgangspunt is en welke stappen je zet in je denken
5
Q
cyclus
A
wat in een kring rondgaat en zich steeds herhaalt
6
Q
inzicht
A
het snappen hoe iets in elkaar zit
7
Q
onhoudbaar
A
wat je niet met succes kunt verdedigen
8
Q
immuunsysteem
A
systeem in je lichaam waardoor je niet gauw ziek wordt
9
Q
omvangrijk
A
heel groot of dik
10
Q
raadplegen
A
proberen het te vinden