Hoofdstuk 2 Flashcards

(82 cards)

1
Q

Neurale plasticiteit

A

> het vermogen om zich aan te passen aan de omgeving.

> bij hersenen betekent dit dat zij in staat zijn om hun structuur en functie te veranderen in reactie op nieuwe ervaringen, leerprocessen of schade.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Dorsaal (locatie brein)

A

Dorsum > rug (naar de bovenkant)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ventraal (locatie brein)

A

Venter > Buik (naar beneden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Mediaal (locatie brein)

A

Mediãlis > midden (naar het midden toe/rechts naar midden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Lateralis (locatie brein)

A

layerãlis > zijkant (naar de zijkant toe/rechts van midden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Anterieur (locatie brein en richting)

A

anterior > voor (naar voren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Posterieur (locatie brein en richting)

A

Posterior > achter (naar achteren toe)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ruimtelijke oriëntatie

A

De locatie van de hersengebieden in relatie tot andere delen van het lichaam, afhankelijk van de lichaamshouding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Rostraal (voor richtingen)

A

Naar de bek toe (rostrum)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Superieur/Dorsaal (voor richtingen)

A

naar boven (superior)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Caudaal (voor richtingen)

A

Naar de staart toe (caudum)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Inferieur/Posterior (voor richtingen)

A

naar beneden (inferior)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Coronal section

A

frontal view

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Horizontal (axial) section

A

dorsal view

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Sagittal section

A

Medial view

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Dura mater (harde hersenvlies)

A

> de buitenste, stevig laag die direct onder de schedel ligt en zorgt voor mechanische bescherming van de hersenen en het ruggenmerg.

> hersenvlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Arachoïdea (spinnenwebvlies)

A

> De middelste laag, die een netwerk van fijne vezels bevat en de subarachnoïdale ruimte vormt.

> Hersenvlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Subarachnoïdale ruimte

A

> Hier stroomt de cerebrospinale vloeistof (CSF) doorheen.

> Ligt tussen de Arachnoïdea en de Pia Mater.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Cerebrospinale vloeistof (CSF)

A

Beschermt tegen schokken, transporteert voedingstoffen, ondersteunt metabolisme en voert afvalstoffen af.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Pia Mater (zachte hersenvlies)

A

> De binnenste, dunne laag die direct tegen de hersenen en het ruggenmerg aanligt en zorgt voor voeding en extra bescherming.

> hersenvlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Anterior cerebral artery (voorste hersenslagader)

A

Voorziet de binnenzijde en bovenkant van de hersenen van bloed, inclusief delen van de frontrale en pariëtale lob.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Middle cerabral artery (middelste hersenslagader)

A

Levert bloed aan de laterale delen van de hersenen, waaronder grote delen van de frontale, pariëtale en temporale lob.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Posterior cerebral artery (achterste hersenslagader)

A

Zorgt voor de bloedtoevoer naar de achterzijde van de hersenen, inclusief de occipitale lob en delen van de temporale lob.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Cerebro Vasculair Accident (CVA/beroerte)

A

Een verstoring van de bloedtevoer naar de hersenen, wat leidt tot schade aan het hersenweefsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Ischemisch CVA (herseninfarct)
> Afsluiting van een bloedvat door een bloedprop of vernauwing. >Gevolg, lokale zuurstoftekort (ischemie), wat hersencellen beschadigt of laat afsterven. > Symptomen: Plotselinge verlamming, spraakproblemen, en uitval van gezichtsveld.
26
Hemorragisch CVA (hersenbleoding)
> Een gescheurd of gebarsten bloedvat, wat een bloeding in of rond de hersenen veroorzaakt. > Gevolg, druk op het hersenweefsel en mogelijke celdood door zuurstoftekort en bloeding. > Symptonen, plotselinge verlamming, spraakproblemen, en uitval van gezichtsveld.
27
Belangrijkste structuren zichtbaar van buiten af
1. Cerebrum (grote hersenen) 2. Cerebellum (kleine hersenen) 3. Hersenstam > Algemeen principe: hoe hoger een structuur fysiek in de hersenen ligt, des te 'hoger' de functie (meer complex, meer geïntegreerd)
28
Hersenkwabben/Lobes verdeeld in vier grote gebieden:
- Frontale Kwab (voorkant) - Pariëtale kwab (bovenkant) - Occipitale kwab (achterkant) - Temporale kwab (zijkant)
29
Frontale kwab (voorkant)
> Betrokken bij denken, plannen, beslissingen. ?Anterieur?
30
Pariëtale kwab (bovenkant)
> Verwerkt zintuigelijke informatie zoals aanraking en ruimtelijk inzicht. ?Dorsaal?
31
Occipitale kwab (achterkant)
> verantwoordelijk voor visuele verwerking. ?Posterieur?
32
Temporale kwab (zijkant)
> Belangrijk voor horen, taal en geheugen. ?Lateriaal of mediaal?
33
Gyrus (meervoud: gyri)
> de windingen of "bobbels" van de hersenschors
34
Sulcus (meervoud: sulci)
> Dit zijn de groeven tussen de gyri.
35
Fissuur
> Diepe groef die grote delen van de hersenen scheidt.
36
Grijze stof
Zenuwcellen (geen isolerende laag)
37
Witte stof
Zenuwvezels (Isolerende laag, myeline)
38
Reticulaire stof
Netvorming (mix van vezels en cellen)
39
Corpus callosum (hersenbalk)
Links en rechtse hersenhelft wordt hiermee verbonden
40
de vier holtes van het Ventikelsysteem
- 1e Laterale Ventrikel - 2e Laterale Ventrikel - 3e ventrikel - 4e ventrikel
41
Laterale Ventrikels (1e en 2e)
> één laterale ventrikel in elke hersenhelft (hemisfeer) > Verbindt met het 3e ventrikel via het interventriculaire foramen
42
3e ventrikel
> Bevindt zich in het diencephalon (tussenhersenen), tussen de rechter- en linkerthalamus. > Verbindt met het 4e ventrikel via het cerebrale aquaduct.
43
4e ventrikel
> Gelegen tussen het cerebellum (kleine hersenen) en de pons > Staat in verbinding met de subarachnoïdale ruimte (vloeistof rondom hersenen en ruggenmerg). En het centrale kanaal in het ruggenmerg.
44
Centraal zenuwstelsel (CZS)
> Bestaat uit de hersenen en het ruggenmerg. > Functie, verwerkt informatie en coördineert het gedrag van het lichaam. > Beschermd door de schedel en wervelkolom.
45
Perifeer zenuwstelsel (PZS)
> Verbindt het centrale zenuwstelsel met de rest van het lichaam en bestaat uit: - sensorische verbindingen met receptoren in de huid. - motorische verbindingen naar de spieren. - Autonome verbindingen naar organen. > Bestaat uit zenuwen buiten de hersenen en het ruggenmerg (CZS) > Onderverdeeld in: - somatische zenuwstelsel - Autonoom zenuwstelsel
46
Somatisch zenuwstelsel
> Regelt vrijwillige bewegingen en sensorische waarnemingen. > Hoort bij perifeer zenuwstelsel (PZS)
47
Autonoom zenuwstelsel
> Regelt onbewuste functies zoals hartslag en spijsvertering. > Onderverdeeld in: - Sympathisch zenuwstelsel - Parasympathisch zenuwstelsel > hoort bij Perifeer zenuwstelsel (PZS)
48
Sympathisch zenuwstelsel
> Actief bij stress (fight- or flightrespons) >> arousing. > Hoort bij autonoom zenuwstelsel. > Is stimulerend: activeren en opwinding. > verbonden met thoracale en lumbale ruggenmerg segmenten. > Ganglia (minibrains) dichtbij het ruggenmerg. >Preganglionaire verzels zijn kort, en postganglionaire vezels zijn lang. > Neurotransmittors zijn acetylcholine (is preganglionair) en norepinefrine (is postganglionair).
49
Parasympathisch zenuwstelsel
> bevordert rust en herstel >> Calming. > hoort bij Autonoom zenuwstelsel. > Is inhiberend: relaxen, voedsel verteren. >Is verbonden met sacraal ruggenmerg segmenten, maar vooral met 3 hersenzenuwen (vagus, facialis, oculomotorius). >Ganglia dichtbij organen. > preganglionaire vezels zijn lang en de postganglionaire vezels zijn kort. >Neurotransmitters: acetylcholine (is preganglionair en postganglionair).
50
Telencephalon (eindhersenen)
> Onderdeel van het voorbrein > Bestaat uit: Neocortex, basale ganglia, limbisch systeem, olfactorische bol, laterale ventrikels.
51
Diencephalon (tussenhersenen)
> onderdeel van het voorbrein. > Thalamus, hypothalamus, hypofyse, pijnappelklier, derde ventrikel. > integratie van sensorische en motorische informatie.
52
Mesencephalon (middenhersenen)
> Onderdeel van de hersenstam. > midbrain > bevat substantia nigra. > Tectum (sensorisch), Tegmentum (motorisch), cerebrale aquaduct. > sensorische functies, zoals gehoor en visie.
53
Metencephalon (achterhersenen)
> onderdeel van de hersenstam. > Cerebellum (kleine hersenen), pons, vierde ventrikel. > Onderdeel van achterhersenen/hindbrain/rhombencephalon.
54
Myelencephalon (merghersenen)
> onderdeel van de hersenstam > Medulla oblongata, vierde ventrikel. > onderdeel van achterhersenen/hindbrian, rhombencephalon.
55
Spinal Cord (ruggenmerg)
> Verbindt het perifere zenuwstelsel met de hersenen. > Ruggenmerg zelf.
56
Indeling van zenuwstelsel
1. Grote hersenen 2. Hersenstam 3. Ruggenmerg (spinal cord) > algemeen principe: hoe hoger een structuur fysiek in de hersenen ligt, des te ‘hoger’ de functie (in de zin van meer complex, meer geïntegreerd)
57
Neuronen
> primaire functies > type zenuwcel
58
Gliacellen
> ondersteuning > type zenuwcel > letterlijk lijmcellen.
59
Zenuwvezels (axonen)
> verbinden zenuwcellen met elkaar.
60
Tractus
Bundelzenuwvezels binnen het centrale zenuwstelsel.
61
Zenuw
Bundelzenuwvezels buiten het centrale zenuwstelsel.
62
Ruggenmerg bestaat uit:
> binnenkant = grijze stof (zenuwcellen) > buitenkant = witte stof (Zenuwvezels/tracts) > vijf segmenten: - Cervicaal - Thoracaal - Lumbaal - Sacraal - Coccygeaal
63
Hersenweefsel bestaat uit:
> Binnenkant = witte stof (zenuwvezels/zenuwen) > buitenkant = grijze stof (zenuwcellen)
64
dermatome
> lichaamsgebied. > elke dermatome heeft twee ruggenmergzenuwen.
65
Sensorische zenuw (afferent, binnenkomend)
> Stuurt informatie van de huid, gewrichten en spieren naar het ruggenmerg. > Dorsale/posterieure hoorn.
66
Motorische zenuw (efferent, uitgaand)
> stuurt informatie naar de spieren in een specifiek deel van het lichaam. > Ventrale / Anterieure hoorn.
67
Achterhersenen/hindbrain/rhombencephalon
> Met name motorische functies. > bestaat uit Metencephalon (pons + cerebellum) en Myelencephalon (medulla oblongata).
68
Cerebellum
> onderdeel van Metencephalon > Functie: Coördinatie en timing van bewegingen.
69
Pons
> Onderdeel van Metencephalon. > Functie: verbindt cerebellum met de rest van de hersenen.
70
Medulla oblongata
> Onderdeel van Myelencephalon > Functie: Regelt vitale functies zoals ademhaling en cardiovasculair systeem.
71
Reticulaire formatie (achterhersenen)
> Mix van grijze en witte stof, speelt een rol in opwinding en slaap-waakritme.
72
substantia nigra
> zit in de middenhersenen/midbrain/mesencephalon. > Een hersengebied in de middenhersenen dat een rol speelt in motorische controle door dopamine te produceren. > belangrijk voor motorische controle; degeneratie leidt tot parkison.
73
Superior colliculus
> in middenhersenen > ontvangt visuele input
74
Inferior colliculus
> zit in middenhersenen > Ontvangt auditieve input.
75
Red nucleus
> zit in her middenhersenen > speelt een rol bij motorische coördinatie.
76
Reticulaire formatie (middenhersenen)
> betrokken bij slaap, alertheid en motorische regulatie.
77
Thalamus (=kamer)
> in de de tussenhersenen > integreert sensorische informatie en stuurt deze naar de juiste hersengebieden. > lijkt op een mandarijn waar elke deeltje bezig is met wat anders. >Is een schakelstation die bepaalt welk gedeelte wordt doorgestuurd en welke wordt onderdrukt.
78
Hypothalamus
> in Tussenhersenen > onder de thalamus > reguleert hormoonproductie via de hypofyse(=bot) en beïnvloedt gedrag.
79
Basale ganglia
> Onderdeel van de grote hersenen > zijn een groep neuronen in de voorhersenen die betrokken zijn bij impliciet geheugen en de controle en coördinatie van vrijwillige bewegingen. > Ze functioneren als een volume knop door de kracht van bewegingen te reguleren: hypoactiviteit en hyperactiviteit
80
hypoactiviteit
> van basale ganglia > te weinig activiteit > wordt geassocieerd met Parkison (dopaminetekort)
81
Hyperactiviteit
> van Basala ganglia > Te veel activiteit > kan leiden tot Tourette (dopamineoverschot).
82
Tien principes over het functioneren van het zenuwstelsel
1. Het zenuwstelsel produceert beweging in een waarnemingswereld die de hersenen construeren. 2. Neuroplasticiteit is het kenmerk van de werking van het zenuwstelsel. 3. Veel hersencicuits kruisen elkaar 4. Het centrale zenuwstelsel functioneert op meerdere nvieaus. 5. De hersenen zijn symmetrisch en asymmetrisch. 6. Hersensystemen zijn hiërarchisch en parallel georganiseerd. 7. Sensorische en motorische verdelingen doordringen het zenuwstelsel. 8. De hersenen verdelen sensorische input voor objectherkenning en motorische controle. 9. Hersenfuncties zijn zowel gelokaliseerd als verspreid. 10. Het zenuwstelsel werkt door excitatie en inhibitie naast elkaar te plaatsen.