Hoofdstuk 2 Flashcards
(45 cards)
Neurale plasticiteit
Hersenweefsel heeft het vermogen zich aan te passen aan de omgeving, flexibiliteit
Brain body orientation
Locatie van hersengebieden met het gezicht als referentie
- Dorsaal
- Ventraal
- Mediaal
- Lateraal
- Anterieur
- Posterieur
- Richting rug
- Buik
- Midden
- Zijkant
- Voor
- Achter
Spatial orientation
Locatie van hersengebieden in relatie tot andere onderdelen van het lichaam, hangt af van lichaamshouding
Anatomical orientation
Richting van doorsnedes of secties van het brein vanuit het perspectief van de waarnemer –> wat je ziet bepaald hoe je het aanzicht noemt
Coronale snede
Boven naar beneden, links naar rechts
Horizontale snede
Voor naar achter, links naar rechts
Sagittale snede
Voor naar achter, boven naar beneden
Volgorde hersenvliezen
Dura, arachnoid, pia
Dura mater
Harde hersenvlies, erg gevoelig, bloedvaten, kleeft aan schedel
Arachnoid mater
Spinnenwebvlies
Pia mater
Zachter hersenvlies, kleeft aan hersenen
Cerebrospinale vloeistof
In het cerebrum en het ruggenmerg. In de hersenen tussen spinnenwebvlies en pia mater (subarachnoid space), airbag voor de hersenen
Cerebro vasculair accident (CVA)
Probleem met bloedvat in het hersenweefsel
- Ischemisch CVA
- Hemorragisch CVA
Ischemisch CVA
Herseninfarct, afsluiting bloedvat door bloedprop of vernauwing, zorgt voor lokaal zuurstoftekort
Hemorragisch CVA
Hersenbloeding, bloeduitstorting in de hersenen
Gyrus
Kronkels, bocht, winding
Sulcus
Groef
Fissuur
Diepe groef
Grijze stof
Zenuwcellen (geen isolerende laag)
Witte stof
Zenuwvezels (isolerende laag, myeline)
reticulaire stof
Netvormig (mix van vezels en cellen)
Corpus callosum
Hersenbalk, grootste hoeveelheid witte stof van de hersenen, verbinding tussen linker en rechter hersenhelft
Het ventrikelsysteem
4 met elkaar verbonden holtes gevuld met cerebrospinale vloeistof (CSV)